Uitspraak 200607827/1


Volledige tekst

200607827/1.
Datum uitspraak: 11 april 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/1414 van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 september 2006 in het geding tussen:

appellante

en

de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2005 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de staatssecretaris) appellante een boete wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav) opgelegd.

Bij besluit van 9 januari 2006 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 15 september 2006, verzonden op 18 september 2006, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 17 november 2006 heeft de staatssecretaris van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 maart 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door [vennoot], bijgestaan door zijn [broer], en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door mr. R.V.G. van Leeuwarden, werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De rechtbank heeft, samengevat weergegeven, overwogen dat de staatssecretaris appellante terecht een boete van € 38.000 wegens overtreding van de artikelen 2, eerste lid en 15, tweede en derde lid, van de Wav heeft opgelegd. Het betoog van appellante, dat de grondslag aan de boeteoplegging is komen te ontvallen, omdat de Arbeidsinspectie ten onrechte heeft gesteld dat haar inspecteurs zich bij binnenkomst hebben gelegitimeerd, doet niet af aan de juistheid van dit oordeel.

2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. H. Troostwijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.

w.g. Lubberdink w.g. Groeneweg
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2007

32-485.