Uitspraak 200201942/1


Volledige tekst

200201942/1.
Datum uitspraak: 15 april 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het hoofdstembureau voor de verkiezing van de Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in kieskring 12 te 's-Gravenhage,
verweerder.

1. Procesverloop

Het geschil betreft het besluit van verweerder van 5 april 2002 waarbij, voorzover thans van belang, de kandidatenlijst van de politieke groepering "Partij van de Arbeid" geldig is verklaard en de daarop voorkomende kandidaten zijn gehandhaafd.

Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 6 april 2002, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2002, waar appellant in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen. Voorts zijn verschenen de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. C.A.R. de Beus, gemachtigde, en de politieke groepering "Partij van de Arbeid", vertegenwoordigd door haar [voorzitter].

2. Overwegingen

2.1. Het beroepschrift van appellant is op 8 april 2002 bij de Raad van State ontvangen. Gelet op het bepaalde in artikel I 7, derde lid, van de Kieswet, en in aanmerking genomen het bepaalde in artikel 1 van de Algemene termijnenwet, dient derhalve uiterlijk 15 april 2002 in het door appellant ingestelde beroep uitspraak te worden gedaan.

2.2. Appellant betoogt dat de op de kandidatenlijst van de "Partij van de Arbeid" onder nummer 6 geplaatste [kandidaat] gelet op haar sollicitatie naar de functie van Commissaris van de Koningin van Noord-Holland, op onjuiste gronden heeft aangegeven in te stemmen met de kandidaatstelling voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

2.3. Artikel I 6, eerste lid, van de Kieswet bevat een limitatieve opsomming van de gronden waarop het hoofdstembureau de naam van een kandidaat van de lijst kan én moet schrappen. Geen van deze gronden doet zich in dit geval voor. De Kieswet biedt, geheel in overeenstemming met de Grondwet, geen enkele grondslag tot toetsing van de overgelegde verklaring dat de kandidaat instemt met de kandidaatstelling op de lijst. Verweerder heeft in het door appellant gestelde, zelfs indien dit juist zou zijn, dan ook terecht geen grond gezien tot het schrappen van de lijst van de politieke groepering "Partij van de Arbeid" van [kandidaat].

2.4. Het beroep is ongegrond.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. J.H.B. van der Meer, Leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.

w.g. Van der Does w.g. Van Loon
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2002

284-343.