Uitspraak 200505673/1


Volledige tekst

200505673/1.
Datum uitspraak: 30 november 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling met toepassing van artikel 8:86 van die wet van 11 januari 2001, in zaak nos. 200002254/1 en 200002254/2.

1. Procesverloop

Bij uitspraak van 11 januari 2001, in zaak no. 200002254/1 en 200002254/2, heeft de Voorzitter van de Afdeling de aangevallen uitspraak bevestigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij brief van 29 juni 2005 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 oktober 2005, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. W. Sleijfer, advocaat te Leeuwarden, en het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren, vertegenwoordigd door mr. M.P. Boot, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

2.2. De Afdeling stelt voorop dat herziening een buitengewoon rechtsmiddel betreft, dat er in beginsel toe strekt een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te redresseren. De herziening is niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.

2.3. Verzoeker stelt dat hem bij recent archiefonderzoek ter kennis zijn gekomen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied I Het Wijde Blik" van 17 november 1976 en de beantwoording van de bezwaarschriften van 28 oktober 1976. Uit de betrokken stukken moet volgens hem worden afgeleid dat het toen op het perceel Kromme Rade tussen nummers 17 en 18 te Kortenhoef aanwezige bouwwerk ten onrechte geen positieve bestemming heeft gekregen in het bestemmingsplan.

Niet kan worden ingezien dat genoemd besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en de beantwoording van de bezwaarschriften verzoeker redelijkerwijs niet vóór de uitspraak bekend konden zijn. Bovendien heeft verzoeker in het kader van de procedure tegen de opgelegde bestuursdwangbeschikking reeds betoogd dat het college onvoldoende had onderzocht of bij de vaststelling van het bestemmingsplan het toen aanwezige bouwwerk ten onrechte niet als recreatiewoning is aangemerkt en als zodanig op de plankaart is opgenomen. Dit betoog heeft de Afdeling bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, verworpen op de grond dat moet worden uitgegaan van de in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming.

Derhalve is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder b en c van de Awb.

2.4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Schortinghuis
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2005

66-422.