Uitspraak 200506545/1


Volledige tekst

200506545/1.
Datum uitspraak: 23 november 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak in zaak no. Awb 04/748 van de rechtbank Middelburg van 9 juni 2005 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes.

1. Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) een verzoek van appellante om schadevergoeding afgewezen.

Bij besluit van 8 september 2004 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 9 juni 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 21 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 9 augustus 2005 heeft het college van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 oktober 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. S. Rietveld, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door G.M. van Belzen, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het afgewezen verzoek strekt tot vergoeding van schade ten gevolge van het ruimen van munitie uit de Tweede Wereldoorlog op een door appellante geëxploiteerd terrein.

2.2. De rechtbank heeft overwogen dat - samengevat weergegeven - het college het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de afwijzing geen besluit is, waartegen bij de bestuursrechter kan worden opgekomen, nu tegen het gestelde schadeveroorzakend handelen bij die rechter niet kan worden opgekomen.

2.3. Appellante betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat het desbetreffende terrein door de beslissing tot ruiming de status "te ruimen terrein" heeft verkregen, dat aan haar daarbij de verplichting is opgelegd de ruiming niet tegen te werken en dat het college zijn verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van de openbare orde en veiligheid op lokaal niveau.

2.3.1. Dat betoog faalt. De beslissing tot ruiming is niet op enig rechtsgevolg gericht; de gevolgen waarop het is gericht zijn louter feitelijk van aard. Van het in het leven roepen van enige status of het opleggen van een verplichting, als door appellante gesteld, is geen sprake.

2.3.2. Dat betekent dat de weigering van het college de gestelde schade als gevolg van het ruimen van munitie te vergoeden niet voor beroep bij de bestuursrechter vatbaar is, zodat daartegen evenmin bezwaar kon worden gemaakt.

2.4. Het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Planken
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2005

299.