Uitspraak 200508434/1 en 200508434/2


Volledige tekst

200508434/1 en 200508434/2.
Datum uitspraak: 9 november 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap Projectbouw '98 B.V., gevestigd te Deurne,
appellante,

tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 05/2535 VV en AWB 05/2752 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 september 2005 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats]

en

het college van burgemeester en wethouders van Deurne.

1. Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) aan appellante bouwvergunning verleend voor het bouwen van woningen en winkels op het perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie L, nr. 6497, plaatselijk bekend Kerkstraat 18-20-22.

Bij besluit van 30 augustus 2005 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 7 september 2005, verzonden op 9 september 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter), voorzover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en het besluit van 22 april 2005 geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het nieuw te nemen besluit op bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 4 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 oktober 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij deze brief heeft appellante de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij besluit van 25 oktober 2005 heeft het college het door [wederpartij] gemaakte bezwaar wederom niet-ontvankelijk verklaard.

Bij brieven van 25 oktober 2005 hebben het college en [wederpartij] nadere stukken ingediend.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 oktober 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door G.H.A. Dijsselblom en H.J.M. Marcus, en het college, vertegenwoordigd door mr. Y. Sieuwerts en C.J.A. van den Heuvel, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
Voorts is verschenen [wederpartij], bijgestaan door mr. G.R.A.G. Goorts, advocaat te Deurne.

2. Overwegingen

2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.2. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

Ingevolge artikel 3:43, eerste lid, van de Awb, voorzover thans van belang, wordt tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht.

Ingevolgde het derde lid van dat artikel wordt bij de mededeling van een besluit tevens vermeld wanneer en hoe de bekendmaking ervan heeft plaatsgevonden.

2.3. Het besluit van 22 april 2005 is bekendgemaakt door toezending van het besluit op 25 april 2005 aan appellante. Bij brief van 3 mei 2005 is van dit besluit mededeling gedaan aan [wederpartij]. Niet in geschil is dat het college daarbij heeft nagelaten mede te delen wanneer en hoe de bekendmaking van dit besluit aan appellante heeft plaatsgevonden. Het college heeft vervolgens het per brief van 10 juni 2005 ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.

2.4. Zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen maakt het enkele feit dat het college geen juiste toepassing heeft gegeven aan artikel 3:43, derde lid, van de Awb, niet dat de termijnoverschrijding daarom verschoonbaar moet worden geacht. Van de belanghebbende mag in dat geval worden verwacht dat hij zich nader op de hoogte stelt van de aanvang van de bezwaartermijn. De gemachtigde van [wederpartij] stelt dat hij, omdat hij in het plaatselijke huis-aan-huisblad en op de website van de gemeente Deurne geen informatie hieromtrent kon vinden, telefonisch heeft geïnformeerd bij het gemeentehuis naar de aanvang van de bezwaartermijn. Daarbij zou hem zijn medegedeeld dat de aanvrager en anderen gelijktijdig worden geïnformeerd.

Anders dan appellante is de Afdeling van oordeel dat de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen dat deze omstandigheden voor het college aanleiding hadden moeten zijn om [wederpartij] volgens artikel 7:2 van de Awb omtrent de redenen van de termijnoverschrijding te horen alvorens op het ingediende bezwaar te beslissen. Hij heeft het besluit van 30 augustus 2005 dan ook terecht op die grond vernietigd.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Het college heeft, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak [wederpartij] gehoord op zijn bezwaren en bij besluit van 25 oktober 2005 opnieuw het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Dit besluit wordt ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid en 6:19, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, geacht eveneens onderwerp te zijn van het onderhavige geding, waarbij het bezwaar van [wederpartij] als beroep tegen dit besluit wordt aangemerkt.

De gemachtigde van [wederpartij] heeft gesteld dat de door hem bij de informatiebalie van het gemeentehuis telefonisch gevraagde informatie omtrent de aanvang van de bezwaartermijn bepalend is geweest voor het moment van het indienen van het bezwaarschrift. Daargelaten of op telefonische informatie kan worden afgegaan, heeft [wederpartij] niet aannemelijk gemaakt dat hij op die wijze daadwerkelijk heeft getracht zich nader op de hoogte te stellen van de aanvang van de bezwaartermijn.

Gezien het bovenstaande is geen sprake van omstandigheden op grond waarvan [wederpartij] redelijkerwijs niet kan worden verweten niet tijdig bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van 22 april 2005. Het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 25 oktober 2005 is ongegrond.

2.7. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. verklaart het beroep ongegrond;

III. wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.

w.g. Troostwijk w.g. Lodder
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2005

444.