Uitspraak 200502163/3


Volledige tekst

200502163/3.
Datum uitspraak: 26 oktober 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:

[verzoekster], wonend te [woonplaats],

om opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 30 mei 2005 in zaak no. 200502163/2 getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen onder meer:

[wederpartij], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2004 heeft de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn het bestemmingsplan "Zegersloot 2004" vastgesteld.

Bij besluit van 1 februari 2005, kenmerk DRM/ARB/04/7413A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit heeft onder meer [wederpartij] bij brief van 3 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 7 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2005, heeft [wederpartij] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 30 mei 2005 in zaak no. 200502163/2 heeft de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van verweerder van 1 februari 2005 geschorst, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "pannenkoekenhuis annex milieueducatief centrum (ph)". De uitspraak is aangehecht.

Bij brief van 23 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 oktober 2005, waar verzoekster in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H. Kats, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn, vertegenwoordigd door drs. P.A.W. Commissaris, ambtenaar van de gemeente.
[wederpartij] is, met kennisgeving, niet verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op het geding van toepassing blijft.

2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor de Zegerplas en omgeving en maakt in dit recreatiegebied onder meer de bouw mogelijk van een aantal horecavoorzieningen, waaronder een pannenkoekenhuis.

2.3. In zijn uitspraak van 30 mei 2005, no. 200502163/2, heeft de Voorzitter onder meer het volgende overwogen:

"Ingevolge artikel 9, lid 9.1, aanhef en onder c, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als "horeca" aangewezen gronden bestemd voor horecabedrijven, en in het bijzonder voor:

c. een pannenkoekenhuis annex milieueducatiecentrum ter plaatse van de aanduiding "pannenkoekenhuis"; een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het college van burgemeester en wethouders voornemens is op korte termijn een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van het pannenkoekenhuis. Het voorziene pannenkoekenhuis zal op een afstand van ongeveer 50 meter van het zogenoemde heempark worden gebouwd. In de nabijheid van het pannenkoekenhuis staan nu al enige horecavoorzieningen, zoals een café en een restaurant.

In de plantoelichting staat dat de flora en fauna in het gebied sterk in verandering zijn. De natuurwaarden van het heempark zijn in vergelijking met de overige delen van het plangebied relatief hoog, aldus de toelichting. Voorts is in de toelichting opgenomen dat in het heempark beschermde inheemse diersoorten voorkomen.

[…]

De stukken en het verhandelde ter zitting hebben bij de Voorzitter onduidelijkheid laten bestaan omtrent de natuurwaarden op en nabij het bestreden plandeel. Gelet hierop acht de Voorzitter naar deze waarden nader onderzoek door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak aangewezen. In verband hiermee acht de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "pannenkoekenhuis annex milieueducatief centrum (ph)", termen aanwezig het bestreden besluit in zoverre bij voorlopige voorziening te schorsen.".

2.4. In haar verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening voert verzoekster aan dat uit het deskundigenbericht van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak en de daarin vermelde bevindingen van Bureau Waardenburg B.V. blijkt dat ter plaatse geen natuurwaarden van enige betekenis voorkomen zodat de schorsing kan worden opgeheven. Het belang van verzoekster bij spoedige inwerkingtreding van het plandeel is erin gelegen dat het college van burgemeester en wethouders na opheffing van de schorsing bouwvergunning kan verlenen voor het pannenkoekenhuis en dat vervolgens met de bouw een aanvang kan worden gemaakt.

2.5. Ter zitting hebben verweerder en de gemeenteraad meegedeeld te kunnen instemmen met opheffing van de getroffen voorlopige voorziening.

2.6. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak heeft op 21 juli 2005 een deskundigenbericht uitgebracht. De Voorzitter overweegt dat hetgeen in dit deskundigenbericht en de daarbij gevoegde bijlagen is vermeld, de door de Voorzitting in de uitspraak van 30 mei 2005 in zaak no. 200502163/2 bedoelde onduidelijkheid heeft weggenomen. Het deskundigenbericht noch de reactie van [wederpartij] van 31 augustus 2005 daarop biedt aanknopingspunten voor het oordeel dat de bouw van een pannenkoekenhuis ter plaatse zal leiden tot een aantasting van natuurwaarden op en nabij het plandeel. Voorts is, gelet op hetgeen in het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening alsmede ter zitting op 13 mei 2005 in zaak no. 200502163/2 is gesteld, niet gebleken van andere redenen die doen twijfelen aan het bestreden besluit van 1 februari 2005 wat betreft dit plandeel. Gelet op het voorgaande alsmede gelet op het voldoende aannemelijk gemaakte belang van verzoekster bij spoedige inwerkingtreding van het plandeel ziet de Voorzitter geen aanleiding de schorsing van het goedkeuringsbesluit, voor zover het betreft het door verzoekster bedoelde plandeel, te laten voortduren. De getroffen voorlopige voorziening dient derhalve te worden opgeheven.

2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. heft de voorlopige voorziening, getroffen bij uitspraak van de Voorzitter van 30 mei 2005 in zaak no. 200502163/2, op;

II. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Bechinka
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2005

371.