Uitspraak 200506422/2


Volledige tekst

200506422/2.
Datum uitspraak: 26 oktober 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekers], allen wonend te Nunspeet,

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2004 heeft de gemeenteraad van Nunspeet het bestemmingsplan "Partiële Herziening Bestemmingsplan De Brake (MFA en herziening 50 dB(A) etmaalwaardecontour)" vastgesteld.

Bij besluit van 24 mei 2005, nr. RE2004.113971, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 21 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 19 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 oktober 2005, waar [een van de verzoekers], in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. O.P.B.C. Slakhorst, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Nunspeet, vertegenwoordigd door W. ten Veen, ing. P. Baas en A. Arends, allen ambtenaar van de gemeente, alsmede door E.H. van der Geest, wethouder.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op het geding van toepassing blijft.

2.3. Het plan voorziet onder meer in de verwezenlijking van een multifunctionele accommodatie (hierna: MFA) op het terrein van de voormalige verffabriek Veluvine aan de F.A. Molijnlaan.

2.4. Verzoekers stellen dat het bestreden besluit, voor zover dit ziet op het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke voorzieningen" met de code "M(a)", ten onrechte is genomen en verzoeken in zoverre om schorsing van het bestreden besluit.

Zij voeren hiertoe onder meer aan dat het plan geluidsgevoelige bebouwing mogelijk maakt op plaatsen met een hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A) en dat er onvoldoende uitzicht is op het behalen van de wettelijke grenswaarde van 50 microgram per m3 voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) bij ingebruikneming van de MFA. Daarbij wijzen zij er voorts op dat het rapport waarop de gemeenteraad zich baseert, buiten beschouwing dient te blijven nu dit dateert van na het bestreden besluit.

2.5. Verweerder heeft het plandeel niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht. Hij is van mening dat het beroep voor zover dit betreft de mogelijkheid geluidsgevoelige bebouwing op te richten op plaatsen met een hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A), niet-ontvankelijk is aangezien verzoekers dit aspect niet in de zienswijze en bedenkingen naar voren hebben gebracht. Hij stelt zich verder op het standpunt dat aan de grenswaarden van het Besluit luchtkwaliteit 2005 wordt voldaan.

2.6. Over het standpunt van verweerder dat het beroep voor zover dit betreft de geluidsbelasting, niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard overweegt de Voorzitter dat verzoekers in hun zienswijze en bedenkingen tegen het plandeel ageren. Het bezwaar inzake de geluidsbelasting kan aan dit plandeel worden toegerekend en vindt hierin zijn grondslag. Gelet hierop verwacht de Voorzitter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep in zoverre niet-ontvankelijk zal verklaren.

2.7. Aan het plandeel is de bestemming "Maatschappelijke voorzieningen" met de code "M(a)" toegekend. Tevens is daarbij op de plankaart voor een gedeelte van het plandeel voorzien in de aanduiding "representatief karakter".

Ingevolge artikel 10 van de voorschriften van het bestemmingsplan "Nunspeet-Oost" die voor het onderhavige plan van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, zijn de aldus bestemde gronden met de code "M(a)" bestemd voor maatschappelijke voorzieningen terzake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, fysieke en geestelijke volksgezondheid en openbare en bijzondere dienstverlening.

Artikel 4 van de voorschriften van het thans voorliggende plan voorziet in een aanvulling op voornoemd artikel 10. Daarbij is bepaald dat het gebied op de plankaart aangeduid als "representatief karakter" in ieder geval de volgende punten betreft:

1. de bebouwing dient georiënteerd te worden op de F.A. Molijnlaan en de Laan;

2. de voorgevels mogen geen gesloten karakter hebben maar een duidelijke uitstraling naar de openbare weg en de onbebouwde ruimte en aansluitend en passend in het landschap;

3. binnen het bebouwingsvlak waarop de hoogtescheidingslijn van toepassing is, is een accent van de bouwmassa toegestaan.

2.7.1. Het plan maakt aldus op gronden met de bestemming "Maatschappelijke voorzieningen" de bouw van geluidsgevoelige bebouwing in de vorm van een school mogelijk. Met het plan zijn geen regels gesteld omtrent de precieze plaats waar dergelijke bebouwing binnen het plandeel kan worden opgericht. De aanduiding "representatief karakter" sluit de bouw van een school op de aldus aangeduide gronden niet uit. Het plan staat er daarmee niet aan in de weg dat schoolbebouwing direct langs de F.A. Molijnlaan en de Laan wordt opgericht.

Voor zowel de F.A. Molijnlaan als de Laan geldt thans een aan te houden maximumsnelheid van 50 km/uur. Naar tussen partijen niet in geding is bevindt de voorkeursgrenswaardecontour van 50 dB(A) van de F.A. Molijnlaan zich op een afstand van 40 meter van de buitengrens van deze weg. Voor de Laan betreft dit een afstand van 25 meter. Het plan maakt daarmee geluidsgevoelige bebouwing mogelijk op plaatsen met een hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A). Niet is gebleken dat hiervoor hogere grenswaarden zijn vastgesteld. De Voorzitter verwacht gelet hierop niet dat de Afdeling het bestreden besluit in zoverre in stand zal laten.

2.7.2. Ingevolge het Besluit luchtkwaliteit 2005 nemen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, de in dit besluit gestelde grenswaarden met betrekking tot zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen in acht.

De Voorzitter overweegt dat naar de gevolgen van het plandeel voor de luchtkwaliteit onderzoek is uitgevoerd op grondslag van het Besluit luchtkwaliteit (oud). Dit onderzoek roept op enige punten onduidelijkheid op. Voorts kan de Voorzitter niet beoordelen of het bestreden besluit zich verdraagt met het Besluit luchtkwaliteit 2005, zoals ter zitting door verweerder onder verwijzing naar een door de gemeenteraad gedane berekening is gesteld. De ter zitting overgelegde berekening biedt in dat verband voorshands onvoldoende inzicht. Deze procedure leent zich er niet voor dit verder uit te zoeken.

2.7.3. In verband met het voorgaande ziet de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan op dit punt, aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna vermelde voorlopige voorziening te treffen. Hij ziet geen aanleiding op de overige bezwaren ten aanzien van het plandeel in te gaan.

2.8. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van verzoekers te worden veroordeeld. De door verzoekers op het Formulier proceskosten vermelde kosten voor een derde die beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend, komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat uit het beroepschrift noch tijdens de zitting van het verlenen van rechtsbijstand is gebleken.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 24 mei 2005, nr. RE2004.113971, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke voorzieningen";

II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 74,47 (zegge: vierenzeventig euro en zevenenveertig cent); het dient door de provincie Gelderland aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. gelast dat de provincie Gelderland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Bechinka
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2005

371.