Uitspraak 200409393/1


Volledige tekst

200409393/1.
Datum uitspraak: 14 september 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Speciaal Transport Ter Horst Varsseveld B.V.", thans "Ter Horst Milieu B.V.", gevestigd te Varsseveld, gemeente Wisch,
appellante,

en

de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2004 heeft verweerder naar aanleiding van een verzoek van appellante van 16 maart 2004 haar een schadevergoeding toegekend ter grootte van € 10.997,20.

Bij besluit van 21 oktober 2004, kenmerk SAS/2004100468, verzonden op 25 oktober 2004, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 18 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2004, beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. L. Hartogs, advocaat te Doetichem, en M.R. van der Molen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. de Jonge, ambtenaar van het ministerie, en drs. S.A.N. Geerling, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering en niet ongewijzigd in stand kan blijven. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat dit besluit in strijd is met het algemeen rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig moet worden genomen. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

2.2. De Afdeling zal op de hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Daartoe overweegt zij het volgende.

2.2.1. Appellante heeft verzocht om vergoeding van schade die is veroorzaakt door het door verweerder krachtens de Verordening 259/93/EEG gemaakte bezwaar tegen het voornemen van appellante om afval uit te voeren naar Duitsland. De door haar geclaimde schade bestaat, zo blijkt uit de bij het beroepschrift gevoegde berekening, uit de hogere verwerkingskosten van afval als gevolg van een besluit van verweerder van 30 juni 2003 waarbij bezwaar is gemaakt tegen de in kennisgeving NL 105112 omschreven overbrenging van 5000 ton afval naar Borchers Kreislaufwirtschaft GmbH te Duitsland (hierna: Borchers) in de periode 1 juni 2003 tot 1 juni 2004.

2.2.2. Het besluit van 30 juni 2003 is bij een beslissing op het daartegen gemaakte bezwaar van 30 augustus 2004 herroepen. Tussen partijen is niet in geschil dat het aanvankelijke bezwaar tegen de voorgenomen overbrenging onrechtmatig was, en dat de daardoor veroorzaakte schade in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt.

2.2.3. Appellante stelt dat meer schade is geleden dan het bedrag van € 10.997,20 dat verweerder bij het, in bezwaar gehandhaafde, besluit van 24 juni 2004 heeft toegekend. Bij het beroepschrift is een overzicht gevoegd van de kosten die zij heeft gemaakt om elders afval te laten verwerken in vergelijking met de kosten die zij zou hebben gemaakt als zij onder de kennisgeving NL 105112 afval naar Borchers had kunnen overbrengen.

De periode waarin de extra kosten zijn gemaakt eindigt op 17 december 2003. Vanaf die datum heeft verweerder, zo blijkt uit het bestreden besluit, alsnog toestemming gegeven voor de overbrenging.

Volgens het overzicht bedragen de meerkosten in totaal € 80.264,00. Appellante verzoekt om vergoeding van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de indiening van haar verzoek om schadevergoeding op 16 maart 2004.

2.2.4. Verweerder betoogt dat, omdat na 17 december 2003 onder kennisgeving NL 105112 alsnog 2368,5 ton afval naar Borchers is overgebracht, de capaciteit van 5000 ton waarvoor de kennisgeving is gedaan reeds gedeeltelijk is gebruikt. Bij de schadeberekening zou, gezien het voorgaande, nog maximaal (5000 - 2368,5) = 2631,5 ton kunnen worden betrokken. In het overzicht zouden om die reden ten onrechte de kosten van het verwerken van 4263,8 ton in aanmerking zijn genomen.

Dit betoog slaagt niet. Het is aannemelijk gemaakt dat indien verweerder geen bezwaar zou hebben gemaakt tegen de overbrenging, appellante vóór het gebruiken van de maximale capaciteit van kennisgeving NL 105112 met succes een nieuwe kennisgeving voor een overbrenging naar Borchers zou hebben gedaan. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat indien verweerder niet het schadeveroorzakende besluit van 30 juni 2003 zou hebben genomen, appellante zowel de in het overzicht in aanmerking genomen hoeveelheid afval, als de hoeveelheid die zij na 17 december 2003 heeft overgebracht, bij Borchers zou hebben laten verwerken.

De Afdeling ziet gelet op het voorgaande geen aanknopingspunten om de in het overzicht in aanmerking genomen hoeveelheid afval onjuist te achten.

2.2.5. Ter zitting is gebleken dat in het overzicht voor verwerking van afval bij [partij] voor een bedrag van € 166,80 te veel aan kosten is opgenomen. Voor het overige bestaan geen aanknopingspunten om aan te nemen dat het overzicht geen juiste weergave bevat van de door appellante daadwerkelijk gemaakte kosten, en van de kosten die zij zou hebben gemaakt indien de overbrenging wel direct mogelijk zou zijn geweest. In dit verband overweegt de Afdeling dat verweerder, ook na daartoe ter zitting in de gelegenheid te zijn gesteld, op dit punt geen inhoudelijke argumenten naar voren heeft gebracht.

2.2.6. Voorzover verweerder ter zitting nog heeft betoogd dat appellante mogelijk de door haar gemaakte kosten, en daarmee de schade, had kunnen beperken door het afval op een goedkopere manier te laten verwerken overweegt de Afdeling dat dit niet aannemelijk is gemaakt. Appellante was en is op geen enkele wijze gebaat bij het maken van onnodig hoge kosten.

2.2.7. Gezien het bovenstaande kan, met uitzondering van het eerdergenoemde bedrag van € 166,80, van de juistheid van de in het overzicht opgestelde schadeberekening worden uitgegaan. Appellante dient daarom een schadevergoeding van (€ 80.264,00 - € 166,80 =) € 80.097,20 te worden toegekend, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2004. Het bedrag dat appellante reeds aan schadevergoeding en wettelijke rente mocht hebben ontvangen, zal verrekend dienen te worden. Het verzoek wordt voor het overige afgewezen.

2.3. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 oktober 2004, kenmerk SAS/2004100468;

III. herroept het besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 24 juni 2004, kenmerk SAS/2004058000;

IV. bepaalt dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellante een bedrag aan schadevergoeding dient te betalen van € 80.097,20 (zegge: tachtigduizend zevenennegentig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2004;

V. wijst het verzoek om schadevergoeding voor het overige af;

VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

VII. veroordeelt de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VIII. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 273,00 (zegge: tweehonderddrieënzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. P.C.E. van Wijmen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.

w.g. Drupsteen w.g. Van der Zijpp
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2005

262-446.