Uitspraak 200408132/1


Volledige tekst

200408132/1.
Datum uitspraak: 14 september 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het dagelijks bestuur van waterschap Fryslân,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2004, kenmerk WF.2003/5247, heeft verweerder aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Bildt een vergunning, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, verleend voor het lozen vanuit de kern Sint Annaparochie op het oppervlaktewater van voorbezonken met regenwater verdund rioolwater via de riooloverstorten met de nummers 471 en 14, met regenwater verdund rioolwater via de riooloverstorten met de nummers 198 en 24 en regenwater via de regenwateroverstorten met de nummers 3 en 15. Dit besluit is op 26 augustus 2004 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 1 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 5 oktober 2004, beroep ingesteld.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 17 maart 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. H.J. van der Pol, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J. Greidanus en M. Baarda-Tippe, ambtenaren van het waterschap, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Bildt, vertegenwoordigd door G.A.R. Meenderink, ambtenaar van de gemeente.

2. Overwegingen

2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.

2.2. Appellant betoogt dat zijn beroep, ondanks dat hij geen bedenkingen heeft ingebracht tegen het ontwerp van het besluit, ontvankelijk is, omdat hem redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht. Hij voert hierbij aan dat van het ontwerp van het besluit niet op een juiste wijze mededeling is gedaan, nu hiervan enkel een kennisgeving is geplaatst in een nieuwsblad dat niet in het buitengebied wordt bezorgd, alwaar hij woonachtig is.

2.2.1. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat op juiste wijze mededeling is gedaan van het ontwerp van het besluit en dat het door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk is.

2.2.2. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, gelezen in samenhang met artikel 20.6, tweede lid, (oud) van de Wet milieubeheer kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door:

a. degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;

b. de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit;

c. degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aangebracht;

d. belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.

Ingevolge artikel 8.6 (oud) van de Wet milieubeheer zijn de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing met betrekking tot de totstandkoming van de beschikking op de aanvraag om een vergunning.

Ingevolge artikel 3:19, tweede lid, aanhef en onder b, (oud) van de Algemene wet bestuursrecht wordt, voor zover hier van belang, van het ontwerp gelijktijdig mededeling gedaan door kennisgeving in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen op zodanige wijze dat het ermee beoogde doel zo goed mogelijk wordt bereikt.

Ingevolge artikel 13.4 (oud) van de Wet milieubeheer, dat ingevolge artikel 7 (oud) van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in dit geval eveneens van toepassing is, wordt, voor zover hier van belang, van het ontwerp gelijktijdig mededeling gedaan door aanplakking van een kennisgeving aan het gemeentehuis en door niet op naam gestelde kennisgeving aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van de inrichting of het werk liggen, voorzover zodanige kennisgeving kan dienen om het beoogde doel te bereiken.

2.2.3. Appellant heeft geen bedenkingen ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Verder is het bepaalde onder b en c van artikel 20.6, tweede lid, (oud) van de Wet milieubeheer hier niet van toepassing.

Ten aanzien van de door appellant aangevoerde grond dat het niet inbrengen van bedenkingen hem niet kan worden verweten, stelt de Afdeling vast dat verweerder van het ontwerp van het besluit mededeling heeft gedaan in het nieuwsblad "Franeker Courant", door aanplakking van een kennisgeving aan het gemeentehuis en door niet op naam gestelde kennisgeving aan de gebruikers van gebouwde eigendommen die in de directe omgeving van het werk liggen. Niet weersproken is dat de Franeker Courant een hogere oplage en groter verspreidingsgebied heeft dan enig andere regionale courant aldaar.

Ter zitting is door partijen bevestigd dat geen dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad wordt verspreid in het buitengebied waar appellant woont en een veehouderij en kanoverhuurbedrijf heeft.

De Afdeling overweegt dat verweerder een zekere vrijheid heeft in de keuze van de bladen waarin de kennisgeving wordt geplaatst. Gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden, is de Afdeling van oordeel dat verweerder van deze vrijheid niet op onjuiste wijze gebruik heeft gemaakt. Met de desbetreffende kennisgeving is derhalve voldaan aan artikel 3:19, tweede lid, aanhef en onder b, (oud) van de Algemene wet bestuursrecht.

Ter zitting is voorts naar voren gekomen dat de afstand tussen de gebouwde eigendommen van appellant en de riooloverstorten ten minste 1,5 km bedraagt. Gelet hierop liggen, naar het oordeel van de Afdeling, de gebouwde eigendommen van appellant niet in de directe omgeving van het werk, als bedoeld in artikel 13.4 (oud) van de Wet milieubeheer, zodat verweerder niet gehouden was een niet op naam gestelde kennisgeving aan appellant te doen toekomen. In de omstandigheid dat appellant een dergelijke kennisgeving niet is toegestuurd, ligt dan ook geen grond om het niet-inbrengen van bedenkingen verschoonbaar te achten.

Nu voorts ook overigens niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit, volgt uit het vorenstaande dat het beroep niet-ontvankelijk is.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Van Heusden
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2005

163-424.