Uitspraak 200407794/1


Volledige tekst

200407794/1.
Datum uitspraak: 31 augustus 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. het college van burgemeester en wethouders van Ubbergen,
2. de stichting "Sint Augustinus Stichting", gevestigd te Ubbergen,
appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 13 april 2000 heeft de gemeenteraad van Ubbergen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 april 2000, het bestemmingsplan "Beschermd dorpsgezicht Ubbergen e.o." vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 28 november 2000, nr. RE2000.42904, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Bij haar uitspraak van 23 oktober 2002, zaak no. 200100177/1, heeft de Afdeling het besluit van verweerder van 28 november 2000 gedeeltelijk vernietigd.

Bij besluit van 20 juli 2004, nr. RE2002.101661, heeft verweerder opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 9 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 september 2004, en appellante sub 2 bij brief van 28 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2004, beroep ingesteld.

Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 29 april 2005 (hierna: het deskundigenbericht). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 augustus 2005, waar appellant sub 1, vertegenwoordigd door mr. M.H.A. Merkus, ambtenaar van de gemeente, appellante sub 2, vertegenwoordigd door mr. C.J. Schipperus, advocaat te Nijmegen, en verweerder, vertegenwoordigd door H. Wassink en M.W.J. Bons, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de stichting "Stichting Werkgroep Milieubeheer voor het stadsgewest Nijmegen", vertegenwoordigd door [voorzitter] van het stichtingsbestuur, daar gehoord. Voorts is de gemeenteraad van Ubbergen, vertegenwoordigd door mr. M.H.A. Merkus, voornoemd, daar gehoord.

2. Overwegingen

Overgangsrecht

2.1. Op 3 april 2000 zijn in werking getreden de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 1 juli 1999 (Stb. 302) en het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van 15 oktober 1999 (Stb. 447).

Uit artikel VI, tweede lid, van genoemde wet volgt dat dit geschil, nu het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vóór 3 april 2000, moet worden beoordeeld aan de hand van het vóór die datum geldende recht.

Toetsingskader

2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.

Het bestreden besluit

2.3. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder na de uitspraak van de Afdeling van 23 oktober 2002 in zaak no. 200100177/1 (www.raadvanstate.nl) een nieuw besluit genomen omtrent de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Bijzondere doeleinden" dat betrekking heeft op de HAVO Notre Dame des Anges aan de Kasteelselaan 50. Hij heeft dit plandeel in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht. Verweerder heeft daartoe overwogen dat de school niet past in het streefbeeld van de Ecologische Hoofdstructuur en de rol die de ecologische verbindingszones daarin vervullen. Het plandeel, dat nieuwbouw en uitbreiding van de school ter plaatse mogelijk maakt, zal volgens verweerder leiden tot een toeneming van ongewenste invloeden op de ecologische verbindingszone tussen de stuwwal en de Groenlanden in het rivierdal van de Waal. Hij heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verplaatsing van de school mogelijk is. Gelet hierop heeft verweerder aan het plandeel goedkeuring onthouden.

Het standpunt van appellanten

2.3.1. Het college van burgemeester en wethouders van Ubbergen (hierna: het college) en de Sint Augustinus Stichting (hierna: de Stichting) stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het plandeel met de bestemming "Bijzondere doeleinden" betrekking hebbend op de HAVO Notre Dame des Anges aan de Kasteelselaan 50. Zij stellen zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte geen deugdelijk feitenonderzoek aan zijn besluit tot onthouding van goedkeuring ten grondslag heeft gelegd. Zij zijn in dit verband van mening dat de school geen belemmering vormt voor het functioneren van de ecologische verbindingszone. Voorts voeren zij aan dat verplaatsing van de school naar een andere locatie binnen de planperiode niet haalbaar is, zodat het als zodanig bestemmen van de school op de huidige plek en het bieden van enige uitbreidingsmogelijkheden ook daarom in de rede liggen.

Vaststelling van de feiten

2.3.2. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.

2.3.2.1. Het terrein van de HAVO Notre Dame des Anges wordt in het noorden en westen begrensd door gronden met de bestemming "Bos- en natuurgebied". Ten noorden van deze strook ligt de provinciale weg N 325. In het oosten grenst het terrein aan gronden met de bestemming "Natuurontwikkelingsgebied" en in het zuiden aan de Kasteelselaan. Ten noorden en ten oosten van het terrein zijn in het kader van het gemeentelijke project "Water werkt" watergangen aangebracht. Het terrein omvat een schoolgebouw, een vrijstaande gymnastiekzaal, een schoolplein met fietsenstallingen en een sportveld.

2.3.2.2. De gemeenteraad heeft zich bij de vaststelling van het plan op het standpunt gesteld dat de aanwezigheid van de school op deze plaats een gegeven is en dat niet is te verwachten dat hierin binnen de planperiode verandering zal komen. Aan de gronden heeft hij daarom, net als in het vorige plan, de bestemming "Bijzondere doeleinden" toegekend. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden met de bestemming "Bijzondere doeleinden" onder meer bestemd voor onderwijsdoeleinden. Op de plankaart is ter plaatse een "zone hoofdgebouwen" aangeduid. Deze zone is grotendeels strak om de bestaande bebouwing heen gelegd. Het resterende gedeelte van de zone is niet bebouwd. Ingevolge artikel 10, tweede lid, onder 1, sub a, van de planvoorschriften, mogen hoofdgebouwen alleen worden uitgebreid en/of gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven "zone hoofdgebouwen". Ingevolge artikel 10, tweede lid, onder 2, mogen de gronden gelegen binnen voornoemde zone geheel worden bebouwd. Daarbij is ten aanzien van de goothoogte en bebouwingshoogte bepaald dat deze maximaal de hoogte van de bestaande bebouwing mogen hebben. De dakhelling dient overeen te komen met de dakhelling van de bestaande bebouwing. Gelet op het voorgaande maakt het plan een geringe uitbreiding van het schoolgebouw mogelijk.

2.3.2.3. Op een afstand van ongeveer 33 meter ten zuiden van het schoolterrein ligt het "Bronnenbos De Refter" (hierna: het Bronnenbos). Het Bronnenbos ligt op de noordhelling van de stuwwal in een kwelzone en bestaat voornamelijk uit bos met daarin gelegen een aantal bronnen, bronvijvers en bronbeken. Als gevolg van het geohydrologisch systeem van de bronnen kent het gebied een grote variatie in vegetatie en ecosystemen. Het Bronnenbos, dat in 1984 is aangewezen als beschermd natuurmonument op grond van de Natuurbeschermingswet, is van belang voor zangvogels, de steenmarter, eekhoorn, egel, verschillende soorten vleermuizen en voor amfibieën als de bruine kikker en de alpenwatersalamander.

2.3.2.4. Op de stuwwal bevinden zich meerdere bewoonde dassenburchten. De dassen foerageren onder meer in de Groenlanden in het rivierdal.

2.3.2.5. Volgens het Streekplan Gelderland 1996 hebben ecologische verbindingszones tot doel de ecologische waarden van afzonderlijke gebieden, gelegen in landelijk gebied A en B, duurzaam te vergroten. Onomkeerbare ontwikkelingen die de verwezenlijking van de verbindingszones onmogelijk kunnen maken, dienen geweerd te worden. De zones maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur en zijn indicatief op de streekplankaart aangegeven. Definitieve keuzes worden op projectniveau gemaakt, waarbij verwezenlijking plaats vindt op vrijwillige basis. Gemeenten dienen de ecologische verbindingszones op te nemen in hun bestemmingsplannen en na verwezenlijking concreet vast te leggen. Het provinciale beleid is uitgewerkt in de Gelderse Natuurdoelenkaart, vastgesteld op 4 juli 2000. Daaruit blijkt onder meer dat een ecologische verbindingszone is voorzien tussen de Nijmeegse stuwwal en de Ooijpolder.

2.3.2.6. In het plan, dat is vastgesteld op 13 april 2000, is een ecologische verbindingszone als zodanig niet aangeduid. Wel bevatten de planvoorschriften met betrekking tot de bestemmingen "Bos en natuurgebied", "Waardevolle tuinen" en "Natuurontwikkelingsgebied" beschermende elementen voor ecologische waarden in het gebied, evenals de voorschriften behorende bij de bestemming "Bijzondere doeleinden" voor zover het betreft de gronden met de aanduiding "zone geen gebouwen toegestaan". Onder de provinciale weg en de Rijksstraatweg zijn faunatunnels aangebracht, zowel ten westen als ten oosten van de school.

2.3.2.7. Volgens het deskundigenbericht kan, gelet op het in voornoemde planvoorschriften opgenomen beschermingsregime voor onder meer ecologische waarden, de ecologische verbindingszone op verschillende manieren worden gelegd, waarbij geen vaststaand feit is dat de zone gelegd moet worden op de gronden van de school. Voorts is in het deskundigenbericht gesteld dat dassen over het algemeen in de schemering actief zijn en dat het schoolterrein in die periode over het algemeen verlaten en zeer rustig is.

2.3.2.8. Het gemeentebestuur heeft onderzoek laten verrichten naar mogelijkheden tot verplaatsing van de school. Uit een locatiestudie komt naar voren dat twee plekken binnen de gemeente uit ruimtelijk oogpunt in beginsel geschikt zijn voor huisvesting van de school. Te weten: het terrein van het voormalige waterleidingbedrijf en de locatie De Meerberg. Verplaatsing van de school naar deze plekken stuit volgens de gemeenteraad evenwel op bezwaren van omwonenden en op bezwaren van financiële aard. Uit een globale exploitatieopzet is gebleken dat verplaatsing van de school naar één van deze plekken ongeveer 2 miljoen euro kost. De Meerberg is voorts nodig als inbreidingslocatie voor woningen, zodat een verplaatsing van de school naar deze plek volgens de gemeenteraad daarom niet in de rede ligt.

Het oordeel van de Afdeling

2.3.3. Verweerder heeft goedkeuring onthouden aan de gronden met de bestemming "Bijzondere doeleinden" betrekking hebbend op de school, om reden dat nieuwbouw en uitbreiding van de school op deze plaats het functioneren van de beoogde ecologische verbindingszone tussen de stuwwal van Nijmegen en de Ooijpolder zal belemmeren. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting bestaat evenwel geen duidelijkheid over de vraag waar de beoogde ecologische verbindingszone precies zal worden gerealiseerd. Gelet op de doeleindenomschrijvingen in de planvoorschriften van de bestemming "Bijzondere doeleinden" en van de bestemmingen "Bos en natuurgebied", "Waardevolle tuin" en "Natuurontwikkelingsgebied", die aan de gronden rondom de school zijn toegekend, zijn de gronden met deze bestemmingen mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van, onder meer, ecologische waarden. In het deskundigenbericht is gesteld dat de ecologische verbindingszone aldus op verschillende manieren zou kunnen worden gelegd, waarbij geen vaststaand feit is dat de zone gelegd moet worden op onder meer de gronden van de school. De Afdeling ziet geen reden dit standpunt niet te volgen. Voor zover verweerder ter zitting heeft gesteld dat de school een verstoring van de voor dassen benodigde rust in het gebied veroorzaakt en een uitbreiding van de school deze verstoring zal verergeren, overweegt de Afdeling dat dassen vooral 's avonds en 's nachts actief zijn. Volgens het deskundigenbericht is het schoolterrein in die uren over het algemeen verlaten en zeer rustig. Gesteld, noch gebleken is dat deze conclusie onjuist is. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door het plan mogelijk gemaakte nieuwbouw en uitbreiding van de school op deze plek een belemmering vormen voor het functioneren van de beoogde ecologische verbindingszone. De Afdeling neemt hierbij mede in aanmerking dat uitbreiding van de bebouwde oppervlakte van de school volgens het plan enkel mogelijk is binnen de "zone hoofdgebouwen". Deze zone is volgens de plankaart grotendeels strak om de bestaande bebouwing getrokken, zodat slechts een geringe uitbreiding van het schoolgebouw mogelijk is gemaakt. Verder blijkt uit het bestreden besluit niet dat verweerder bij de afweging van de betrokken belangen voldoende betekenis heeft toegekend aan de omstandigheid dat het huidige schoolgebouw al meer dan 30 jaar, als zodanig bestemd, op deze plek aanwezig is, terwijl, met name om financiële redenen, geen reëel zicht bestaat op verplaatsing van de school naar een andere plek. Gelet op het vorenstaande berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering. De beroepen van het college en de Stichting zijn gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.

2.3.4. Gelet op het tijdsverloop en gezien de noodzaak voor appellanten om op afzienbare termijn duidelijkheid te verkrijgen over de toekomst van de school op de huidige plek ziet de Afdeling aanleiding om, met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verweerder de hierna te vermelden termijn te stellen voor het nemen van een nieuw besluit met inachtneming van deze uitspraak. Bij het bepalen van de lengte van de termijn neemt de Afdeling in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat verweerder, alvorens een nieuw besluit te nemen, in redelijkheid inzicht dient te verkrijgen in het antwoord op de vraag of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet kan worden verleend.

Proceskostenveroordeling

2.3.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van het college is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen van het college van burgemeester en wethouders van Ubbergen en van de stichting "Sint Augustinus Stichting" gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 20 juli 2004, nr. RE2002.101661;

III. draagt het college van gedeputeerde staten op binnen vier maanden na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;

IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij appellante sub 2 in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 805,00 (zegge: achthonderdvijf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Gelderland aan appellante sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

V. gelast dat de provincie Gelderland aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van elk € 273,00 (zegge: tweehonderddrieënzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Hanrath
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2005

392.