Uitspraak 200501713/1


Volledige tekst

200501713/1.
Datum uitspraak: 17 augustus 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Vuren, gemeente Lingewaal,
2. het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal,
3. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid "Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V." en "Xella Cellenbeton Nederland B.V.", gevestigd te Lingewaal,
4. de Kamer van Koophandel Rivierenland, gevestigd te Gorinchem,
appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Lingewaal, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 mei 2004, het bestemmingsplan "Waaloever Vuren 2004" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 25 januari 2005, nr. RE2004.65593, over de goedkeuring van het bestemmingsplan beslist.

Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 22 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2005, appellant sub 2 bij brief van 7 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2005, appellanten sub 3 bij brief van 21 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 maart 2005, en appellant sub 4 bij brief van 22 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 23 maart 2005, beroep ingesteld.

Verweerder heeft bij brief van 22 april 2005 meegedeeld dat geen verweerschrift wordt uitgebracht.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant sub 4. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2005, waar appellant sub 2, vertegenwoordigd door mr. J.G.M. Thijssen, ambtenaar van de gemeente, appellanten sub 3, vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Maastricht, appellant sub 4, vertegenwoordigd door drs. C.H.M. van Alphen, beleidsadviseur bij appellant sub 4, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. C.J.P.M. Meerbeek-Teuwen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. De gemeenteraad van Lingewaal, vertegenwoordigd door mr. J.G.M. Thijssen, voornoemd, is daar gehoord.
Appellant sub 1 is niet verschenen.

2. Overwegingen

Intrekking beroep

2.1. Ter zitting hebben appellanten sub 3 het beroep, voorzover mede ingediend door Xella Cellenbeton Nederland B.V., ingetrokken.

Overgangsoverweging

2.2. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 24 juni 2002, Stb. 54) en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 26 mei 2005, Stb. 282) in werking getreden Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.

Ontvankelijkheid

2.3. De beroepsgrond van Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V., voor zover gericht tegen de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Water" betreffende het meest oostelijk gelegen gedeelte van het bedrijventerrein, steunt niet op een bij de gemeenteraad ingebrachte zienswijze.

Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, onder d, en 56, tweede lid, gelezen in samenhang met de artikelen 23, eerste lid, en 27, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten, voorzover dit beroep een grondslag heeft in een tegen het ontwerp-plan bij de gemeenteraad ingebrachte zienswijze.

Dit is slechts anders voorzover de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, voorzover het besluit van het college van gedeputeerde staten strekt tot onthouding van goedkeuring, dan wel indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest terzake een zienswijze in te brengen.

Geen van deze omstandigheden doet zich voor.

Het beroep van Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. is in zoverre niet-ontvankelijk.

2.3.1. Ter zitting heeft de gemeenteraad overigens te kennen gegeven dat de intekening op de plankaart van de grens tussen de plandelen met de bestemmingen "Water" en "Bedrijfsdoeleinden" ter hoogte van het meest oostelijke gedeelte van het tasveld van Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. onjuist is en dat hij voornemens is bij de herziening van het plan deze onjuistheid te herstellen.

Toetsingskader

2.4. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.

De beroepen met betrekking tot het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" op het achterterrein van het perceel Waaldijk 113-114

Het standpunt van appellanten

2.5. [appellant sub 1] en het college van burgemeester en wethouders stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het plandeel met bestemming "Woondoeleinden" met de nadere aanduiding "3(v)" op het achterterrein van het perceel Waaldijk 113-114. Zij voeren daartoe aan dat de bouw van een woning ter plaatse noodzakelijk is om sociaal-medische redenen. Het college van burgemeester en wethouders stelt in dit verband dat het provinciale beleid sociaal-medisch geïndiceerde woningbouw in het buitengebied onder voorwaarden mogelijk maakt. Voorts staat het naburige bedrijventerrein volgens appellanten aan de bouw van een woning ter plaatse niet in de weg, aangezien, door de samenvoeging van de huisnummers 113 en 114, het aantal woningen in het buitengebied per saldo niet toeneemt. De voorziene woning leidt volgens appellanten voorts niet tot een aantasting van het open karakter van het landschap.

Het bestreden besluit

2.5.1. Verweerder heeft het plan in zoverre in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening. Hij heeft overwogen dat de gemeenteraad ten onrechte aan zijn besluit tot toekenning van een woningbouwmogelijkheid op deze plek geen ruimtelijke afweging ten grondslag heeft gelegd. Hij heeft hierbij in aanmerking genomen dat de voorziene woningbouwlocatie in een overgangsgebied naar open landschap ligt en in de directe nabijheid van een bedrijventerrein.

Gelet hierop heeft verweerder goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" met de nadere aanduiding "3(v)" op het achterterrein van het perceel Waaldijk 113-114.

Vaststelling van de feiten

2.5.2. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.

2.5.2.1. In het kader van de procedure naar aanleiding van een door [appellant sub 1] ingediend verzoek om voorlopige voorziening, bekend onder nr. 200501713/2, heeft de gemeenteraad het onderhavige plandeel van een aanvullende planologische onderbouwing voorzien.

2.5.2.2. Ter zitting heeft verweerder verwezen naar zijn brief van 21 juni 2005, gericht aan het college van burgemeester en wethouders, waarin hij te kennen heeft gegeven op grond van de aanvullende planologische onderbouwing alsnog te kunnen instemmen met de nieuwbouw van een aangepaste woning op het achterterrein van het [perceel].

Het oordeel van de Afdeling

2.5.3. De Afdeling ziet, nu verweerder ter zitting te kennen heeft gegeven op grond van de aanvullende planologische onderbouwing door de gemeenteraad alsnog te kunnen instemmen met dit plandeel en in zoverre terug te komen op zijn besluit, aanleiding de beroepen van [appellant sub 1] en het college van burgemeester en wethouders gegrond te verklaren en het bestreden besluit in zoverre te vernietigen. Nu verweerder ter zitting heeft gesteld, dat geen andere beslissing kan worden genomen dan het plandeel alsnog goed te keuren, zal de Afdeling, zelf voorziend, alsnog goedkeuring verlenen aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" met de nadere aanduiding "3(v)" op het achterterrein van het [perceel].

De beroepen met betrekking tot de onthouding van goedkeuring aan het in tabel 1 van de voorschriften gezamenlijk genomen toelaatbaar bebouwd oppervlak ten aanzien van de nummers 1 tot en met 9 en 35 tot en met 46

Het standpunt van appellanten

2.6. De Kamer van Koophandel Rivierenland (hierna: de Kamer) en Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. (hierna: Xella) stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het in tabel 1 van de planvoorschriften ten aanzien van de nummers 35 tot en met 46 opgenomen toelaatbaar bebouwd oppervlak. De Kamer stelt voorts dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het in tabel 1 van de planvoorschriften opgenomen toelaatbaar bebouwd oppervlak ten aanzien van de nummers 1 tot en met 9. Appellanten voeren aan dat een uitbreidingsmogelijkheid per gebouw, zoals verweerder wenst, ten koste gaat van de functionaliteit van de bestaande gebouwen en in bedrijfseconomisch opzicht niet efficiënt is.

Het bestreden besluit

2.6.1. Verweerder heeft het plan in zoverre in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en hieraan in zoverre goedkeuring onthouden. Hij heeft overwogen dat in tabel 1 van de voorschriften voor alle buitendijks gelegen bedrijfspercelen de oppervlakte van verschillende gebouwen bij elkaar opgeteld is, zodat de uitbreidingsmogelijkheid van 10% daarmee van toepassing is op de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat daarmee geen juiste vertaling van de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier" heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van de nummers 7 tot en met 9 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de oppervlaktemaat in tabel 1, alsmede de bijbehorende bebouwingskaart, wat betreft de aanwezige bebouwing op het voormalige steenfabriekterrein Heuff niet juist is, aangezien het merendeel van deze bebouwing inmiddels is gesaneerd. Verweerder acht het voorts niet gewenst dat op deze plek grootschalige bouwmogelijkheden worden geboden.

Vaststelling van de feiten

2.6.2. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.

2.6.2.1. De gebouwen, op de bebouwingskaart aangeduid met de nummers 1 tot en met 9 en 35 tot en met 46 bevinden zich in het buitendijkse gebied. Aan het buitendijkse gebied is volgens de plankaart de bestemming "Primair waterstaatsdoeleinden" toegekend. De gronden waarop de gebouwen met de nummers 1 tot en met 6 en 35 tot en met 46 staan, hebben tevens de bestemming "Bedrijfsdoeleinden". De gronden waarop de gebouwen met de nummers 7 tot en met 9 staan, hebben in het plan tevens de bestemming "Natuurdoeleinden".

2.6.2.2. Ingevolge artikel 10, derde lid, onder f, van de planvoorschriften, mogen aanwezige gebouwen en overkappingen worden uitgebreid en nieuwe gebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits de oppervlaktemaat, die in tabel 1 van de voorschriften (in combinatie met de bijbehorende bebouwingskaart) is aangegeven, niet wordt overschreden. In tabel 1, die als bijlage 1 bij de planvoorschriften is gevoegd, zijn de toelaatbare bebouwingsoppervlaktes voor buitendijkse bebouwing opgenomen, met inbegrip van een uitbreidingsmogelijkheid van 10%. De nummers in de tabel corresponderen met de nummers op de bebouwingskaart. Ten aanzien van de gebouwen met de nummers 1 tot en met 6 en 35 tot en met 46 is een gezamenlijk toelaatbaar bebouwd oppervlak opgenomen. Ten aanzien van de overige gebouwen is het toelaatbaar bebouwd oppervlak per nummer aangeduid.

2.6.2.3. Volgens de plantoelichting is ten aanzien van de bedrijfspercelen in het buitendijkse gebied - ter wille van een grotere doelmatigheid - ervoor gekozen om een 10% uitbreidingsmogelijkheid te relateren aan het totale aanwezige bebouwingsoppervlak op het perceel. Reeds aanwezige bebouwing kan dan worden uitgebreid, maar er kan ook voor worden gekozen om een extra gebouw of een extra overkapping op te richten.

2.6.2.4. De gemeenteraad heeft beoogd in het plan aan te sluiten bij de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier". Hierin is het rijksbeleid neergelegd dat als doelstelling heeft de Nederlandse rivieren meer ruimte te bieden, mens en dier duurzaam te beschermen tegen overstromingen die door hoogwater worden veroorzaakt en daardoor veroorzaakte materiële schade te beperken. De beleidslijn "Ruimte voor de Rivier" is van toepassing op alle nieuwe activiteiten (waaronder wijziging van bestaande activiteiten) in het winterbed van de grote rivieren, waaronder de Waal. Bestaande bebouwing en bedrijvigheid worden gerespecteerd. Uitbreiding van bestaande bebouwing en bedrijvigheid valt onder de toets van de beleidslijn. Daarbij dient zoveel mogelijk maatwerk te worden geleverd. In de beleidslijn is een limitatieve lijst van nieuwe riviergebonden ("ja, mits") activiteiten opgenomen. Hieronder vallen onder meer overslagbedrijven voorzover gekoppeld aan vervoer over een hoofdvaarweg. Deze activiteiten zijn toegestaan, mits de situering en de uitvoering van de ingreep in het winterbed van de rivier zodanig zijn dat de waterstandsverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging zo gering mogelijk zijn én er duurzame compensatie van resterende waterstandsverhogende effecten plaatsvindt én een beschermingsniveau van 1:1250 jaar voor potentiële schadegevallen wordt verwezenlijkt. Voor nieuwe niet-riviergebonden ("nee, tenzij") activiteiten geldt dat deze in principe niet worden toegestaan, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang én de activiteit niet redelijkerwijs buiten het winterbed gerealiseerd kan worden én de activiteit op de locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoercapaciteit te vergroten. Nieuwe activiteiten die na deze afweging resteren, worden alleen toegestaan indien de situering en de uitvoering van de ingreep in het winterbed zodanig zijn dat de waterstandsverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging zo gering mogelijk zijn én er duurzame compensatie van resterende waterstandsverhogende effecten plaatsvindt én een beschermingsniveau van 1:1250 jaar voor potentiële schadegevallen wordt verwezenlijkt.

2.6.2.5. De breedte van het buitendijkse bedrijventerrein ter hoogte van de bedrijfsgebouwen van Xella varieert volgens de plankaart van ongeveer 25 meter tot ongeveer 100 meter. Een gedeelte van het onbebouwde gedeelte heeft een ontsluitingsfunctie. De bedrijfsbebouwing is grotendeels aan elkaar vast gebouwd. Ter zitting is door Xella onweersproken gesteld dat ten gevolge van de dijkverzwaring sommige gronden nabij de Waaldijk onbebouwd dienen te blijven.

Het oordeel van de Afdeling

2.6.3. Voor zover de onthouding van goedkeuring door verweerder mede betrekking heeft op de gebouwen op het voormalige steenfabriekterrein Heuff, op de bebouwingskaart en in tabel 1 bij de planvoorschriften genummerd 7 tot en met 9, overweegt de Afdeling dat verweerder zich, gelet op de natuurbestemming van de desbetreffende gronden, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bieden van grootschalige nieuwe bouwmogelijkheden ter plaatse niet wenselijk moet worden geacht. Verweerder heeft in zoverre terecht goedkeuring onthouden aan tabel 1 bij de planvoorschriften.

2.6.3.1. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In hetgeen de Kamer heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre aan het plan terecht goedkeuring heeft onthouden.

Het beroep van de Kamer van Koophandel Rivierenland is in zoverre ongegrond.

2.6.4. Voorts overweegt de Afdeling als volgt. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het toelaatbaar bebouwd oppervlak voor buitendijkse bebouwing, uitgaande van de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier", de bestaande bebouwing plus 10% uitbreiding als uitgangspunt genomen. Uit een oogpunt van doelmatigheid heeft de gemeenteraad ervoor gekozen om de oppervlakte van de bestaande gebouwen op de buitendijks gelegen bedrijfspercelen samen te nemen. Voor het standpunt van verweerder dat de 10% uitbreidingsmogelijkheid dient te gelden voor ieder per functie te onderscheiden gebouw op een perceel is in de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier" geen steun te vinden. Verweerder heeft zich aldus ten onrechte op het standpunt gesteld dat de planregeling in zoverre niet in overeenstemming is met het voormelde beleid. Voorts is niet gebleken dat verweerder de feitelijke situatie, waarbij op het terrein van Xella sprake is van fysieke belemmeringen om een uitbreiding van 10% per gebouw te verwezenlijken, in zijn besluitvorming heeft betrokken.

Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Door niettemin om deze reden in zoverre goedkeuring aan het plan te onthouden heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepen van de Kamer van Koophandel Rivierenland en Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. zijn, in zoverre, gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd, voor zover daarin goedkeuring is onthouden aan het in tabel 1 van de voorschriften gezamenlijk genomen toelaatbaar bebouwd oppervlak ten aanzien van de nummers 1 tot en met 6 en 35 tot en met 46.

2.6.5. Hieruit volgt dat er in zoverre rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om alsnog goedkeuring te verlenen aan het in tabel 1 van de voorschriften gezamenlijk genomen toelaatbaar bebouwd oppervlak, ten aanzien van de nummers 1 tot en met 6 en 35 tot en met 46.

Het beroep van Xella voor het overige

Het standpunt van appellante

2.7. Xella stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan voor zover daarin aan haar gronden de beperkende subbestemming "bm" (uitsluitend vervaardiging en opslag van bouwmaterialen) is toegekend. Appellante wenst een algemene bestemming "Bedrijfsdoeleinden", zodat op deze gronden ook andere bedrijfsactiviteiten kunnen worden ontplooid. Zij voert daarnaast aan dat ten onrechte niet al haar bedrijfsactiviteiten onder het "ja, mits"-regime van de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier" zijn gebracht. Verder stelt appellante dat zij ten onrechte in een lagere milieucategorie is ingedeeld dan in het vorige plan en voorts ten onrechte niet als een geluidhinderlijk bedrijf in de zin van de Wet geluidhinder wordt beschouwd. Voorts heeft zij bezwaar tegen de maximale opslaghoogte van 5 meter en het verbod overkappingen op te richten op het meest oostelijk gelegen gedeelte van het bedrijventerrein. Appellante vreest hierdoor beperkingen voor de toekomstige bedrijfsvoering.

Het bestreden besluit

2.7.1. Verweerder heeft het plan in zoverre niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het plan in zoverre goedgekeurd.

Vaststelling van de feiten

2.7.2. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.

2.7.2.1. Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. is een kalkzandsteenproductiebedrijf. Op de tasvelden naast de productiegebouwen vindt op- en overslag plaats. De bedrijfsactiviteiten op het terrein zijn reeds enige tijd gestaakt. Ter zitting heeft Xella medegedeeld van plan te zijn over enige tijd de productie te hervatten. Zij het meer beperkt dan voorheen.

2.7.2.2. Aan de gronden van Xella is de bestemming "Primair waterstaatsdoeleinden" toegekend. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden primair bestemd voor de waterhuishouding, waaronder begrepen de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging alsmede de waterkering. Ingevolge het tweede en derde lid mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en zijn bouwwerken ten behoeve van op deze gronden liggende secundaire bestemmingen slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling is verleend door het college van burgemeester en wethouders. Vrijstelling wordt verleend indien de belangen van de waterstaat en de waterkering hierdoor niet onevenredig worden geschaad. De belangen van de waterstaat worden in elk geval onevenredig geschaad indien de bouwactiviteiten in strijd zijn met de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier". Voor een samenvatting van de uitgangspunten van de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier" wordt verwezen naar overweging 2.6.2.4. De voormalige productieactiviteiten van Xella zijn blijkens de plantoelichting aangemerkt als niet riviergebonden ("nee, tenzij") activiteiten in de zin van de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier". De overslagactiviteiten van het bedrijf zijn aangemerkt als riviergebonden ("ja, mits") activiteiten.

2.7.2.3. Aan de gronden van Xella is de secundaire bestemming "Bedrijfsdoeleinden" en de subbestemming "Bbm, uitsluitend vervaardiging en opslag bouwmaterialen" toegekend. Volgens de plantoelichting zijn uitsluitend de voormalige bedrijfsactiviteiten van appellante als zodanig bestemd, nu er geen concrete plannen bestaan om andere activiteiten te ontplooien. Een algemene bedrijvenbestemming heeft de gemeenteraad niet in overeenstemming met de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier" geacht.

2.7.2.4. In het vorige bestemmingsplan, vastgesteld in 1983, waren de productieactiviteiten van KZI Loevestein B.V. (thans Xella) volgens de Staat van Inrichtingen ingeschaald in milieucategorie 5. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten in het voorliggende plan zijn deze activiteiten, uitgaande van een productiecapaciteit van meer dan 100.000 ton per jaar, ondergebracht in milieucategorie 4.2. Op het meest oostelijk gelegen tasveld geldt milieucategorie 3.1.

Aangezien de realiseerbare breekcapaciteit van het bedrijf onder 100.000 ton per jaar blijft, is het bedrijf niet aangemerkt als geluidhinderlijke inrichting als bedoeld in de Wet geluidhinder. Daarbij is in het plan, evenals in het vorige plan, de vestiging van geluidhinderlijke inrichtingen uitgesloten.

De gemeenteraad heeft zich op het standpunt gesteld dat met voormelde planregeling recht wordt gedaan aan de bestaande planologische rechten van het betrokken bedrijf.

2.7.2.5. Volgens de plankaart is aan het meest oostelijke gedeelte van het bedrijventerrein de nadere aanwijzing "(z)" toegekend.

Ingevolge artikel 10, derde lid, van de planvoorschriften mogen op de gronden met deze nadere aanwijzing uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd. Het bouwen van overkappingen is, via een vrijstellingsbevoegdheid, wel toegestaan op het centrale gedeelte van het bedrijventerrein, waar reeds bebouwing aanwezig is.

Ingevolge het zevende lid is het voorts verboden de gronden met de nadere aanwijzing "(z)" te gebruiken voor opslag van goederen en materialen met een totale opslaghoogte van meer dan 5 meter. Deze hoogte komt overeen met de planregeling in het vorige plan.

Het oordeel van de Afdeling

2.7.3. Verweerder heeft, in navolging van de gemeenteraad, zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat toekenning van een algemene bedrijfsbestemming aan de gronden van appellante niet in overeenstemming is met de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier". Verweerder heeft mede in overweging kunnen nemen dat in het kader van de toetsing aan de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier" zoveel mogelijk maatwerk moet worden geleverd. Nu de toekomstige activiteiten op de gronden van appellante nog onduidelijk zijn, heeft hij in redelijkheid kunnen instemmen met het als zodanig bestemmen van de voormalige bedrijfsactiviteiten van dit bedrijf.

2.7.4. Voor zover appellante stelt dat al haar bedrijfsactiviteiten aangemerkt dienen te worden als riviergebonden ("ja, mits") activiteiten, overweegt de Afdeling dat de productie en opslag van kalkzandsteen als hoofdactiviteiten van Xella dienen te worden beschouwd. Deze activiteiten maken geen deel uit van de limitatieve lijst van riviergebonden activiteiten in de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier". Gelet hierop heeft verweerder terecht ingestemd met de keuze van de gemeenteraad om het bedrijf onder te brengen in de "nee, tenzij"-categorie, met uitzondering van de overslagactiviteiten.

2.7.5. Ten aanzien van de toegekende milieucategorie overweegt de Afdeling dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de inschaling van de productieactiviteiten van appellante in categorie 4.2 in overeenstemming is met de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij het plan en vergelijkbaar met de inschaling in categorie 5 in het vorige plan. Hij heeft hierbij mede in aanmerking kunnen nemen dat de Staat van Bedrijfsactiviteiten sedert de vaststelling van het vorige plan is geactualiseerd en aangepast, onder meer omdat het type bedrijven, waartoe Xella behoort, in het algemeen door veranderingen in het productieproces thans minder milieuhinder veroorzaakt dan ten tijde van de vaststelling van het vorige plan. Gelet op de beperkte omvang van de realiseerbare breekcapaciteit heeft verweerder voorts terecht ingestemd met het plan voor zover Xella daarin niet als geluidhinderlijke inrichting is aangemerkt in de zin van de Wet geluidhinder. Hij heeft daarbij mede betekenis kunnen toekennen aan de omstandigheid dat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn gestaakt.

2.7.6. Ten aanzien van de toegestane maximale opslaghoogte van 5 meter op het meest oostelijke deel van het bedrijventerrein overweegt de Afdeling dat deze maximale opslaghoogte overeenkomt met de toegestane maximale opslaghoogte in het vorige plan. Verweerder heeft met handhaving van deze maximale opslaghoogte ter plaatse in redelijkheid kunnen instemmen. Hij heeft daarbij mede betekenis kunnen toekennen aan de omstandigheid dat de tasvelden van appellante, gezien de bestaande open plekken, nog veel ruimte bieden voor opslag, terwijl nergens een opslaghoogte van 5 meter of meer gehaald wordt.

2.7.7. Gezien het karakter van de omgeving van het meest oostelijke deel van het bedrijventerrein, waarbij sprake is van een overgang naar het buitengebied, alsmede gelet op de omstandigheid dat het bouwen van overkappingen nabij het centrale gedeelte van het bedrijventerrein via een vrijstellingsbevoegdheid is toegestaan, heeft verweerder ten slotte in redelijkheid kunnen instemmen met het niet toestaan van overkappingen op deze plaats. Hij heeft daarbij tevens gewicht kunnen toekennen aan de omstandigheid dat sprake is van overcapaciteit van de tasvelden.

2.7.8. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In hetgeen Xella heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.

Het beroep van Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. is, in zoverre, ongegrond.

Proceskostenveroordeling

2.8. Verweerder dient ten aanzien van het beroep van Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van de beroepen van [appellant sub 1], het college van burgemeester en wethouders en de Kamer van Koophandel Rivierenland is niet gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V., voor zover gericht tegen de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Water" betreffende het meest oostelijk gelegen gedeelte van het bedrijventerrein niet-ontvankelijk;

II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en het college van burgemeester en wethouders, in hun geheel, en de beroepen van de Kamer van Koophandel Rivierenland en Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. gedeeltelijk gegrond;

III. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 25 januari 2005, nr. RE2004.65593, voorzover daarbij goedkeuring is onthouden aan:

1. het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" en de nadere aanduiding "3(v)" op het achterterrein van het perceel Waaldijk 113-114;

2. de in tabel 1 (bijlage 1) van de planvoorschriften gezamenlijk genomen toelaatbaar bebouwde oppervlakte (nummers 1 tot en met 6 en 35 tot en met 46);

IV. verleent goedkeuring aan het plandeel onder III.1 en het planonderdeel onder III.2;

V. bepaalt dat deze uitspraak wat betreft het onder III.1 genoemde plandeel en het onder III.2 genoemde planonderdeel in de plaats treedt van het onder III vermelde besluit;

VI. verklaart de beroepen van de Kamer van Koophandel Rivierenland en Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. voor het overige ongegrond;

VII. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland in de door Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. in verband met de behandeling van haar beroep opgekomen proceskosten ten bedrage van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; dit bedrag dient door de provincie Gelderland aan Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VIII. gelast dat de provincie Gelderland aan [appellant sub 1], het college van burgemeester en wethouders, Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. en de Kamer van Koophandel Rivierenland het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht, ad € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) voor [appellant sub 1] en € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) voor het college van burgemeester en wethouders, Xella Kalkzandsteen Verkoop B.V. en de Kamer van Koophandel Rivierenland, elk afzonderlijk, vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.

w.g. Bartel w.g. Hanrath
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2005

392.