Uitspraak 200502155/1


Volledige tekst

200502155/1.
Datum uitspraak: 17 augustus 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Quality Radio B.V.", gevestigd te Utrecht,
appellante,

en

het college van burgemeester en wethouders van Lopik,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2005, kenmerk 05.00825, heeft verweerder aan de naamloze vennootschap "Nozema N.V." (hierna: vergunninghoudster) een vergunning, als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer, verleend voor een zendstation voor het plegen van uitzendingen over de middengolfband op het perceel Biezendijk 3 te Lopikerkapel, kadastraal bekend gemeente Lopik, sectie C, nummer 1114, I tot en met IV. Dit besluit is op 24 februari 2005 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 11 maart 2005, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 7 april 2005.

Bij brief van 13 mei 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. Th.A.M. Richard, advocaat te Amsterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door G.A.J. Bovens en J.H.K.C. Soer, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. I.F. van Halewijn-Warnaar en J.T.H.G. van Eijndthoven.

2. Overwegingen

2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 24 juni 2002, Stb. 54) en de Aanpassingswet uniforme voorbereidingsprocedure Awb (wet van 26 mei 2005, Stb. 282) in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.

2.2. Op 25 juni 2002 heeft vergunninghoudster een aanvraag om een revisievergunning ingediend. Op 23 oktober 2002 is een ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Vergunninghoudster, de provincie Utrecht en de gemeenten Lopik, IJsselstein en Montfoort hebben op 22 april 2004 het Convenant Zendmastenproblematiek Lopikerwaard ondertekend. Naar aanleiding van deze overeenkomst heeft vergunninghoudster op 3 juni 2004 haar aanvraag gewijzigd, in die zin dat zij daarin het aangevraagde zendvermogen heeft beperkt tot 100 kW in de representatieve bedrijfssituatie en 40 kW als reservecapaciteit bij onderhouds- en testwerkzaamheden op andere zendmasten en bij calamiteiten, en heeft vermeld niet op AM-frequenties boven de 1000 kHz te zullen uitzenden.

2.3. Ingevolge het aan de vergunning verbonden voorschrift 2.2 mag het tegelijkertijd aan te wenden zendvermogen niet meer dan 140 kW bedragen.

Ingevolge het aan de vergunning verbonden voorschrift 2.3 is het uitzenden op frequenties boven de 1000 kHz niet toegestaan.

2.4. Appellante is machtiginghouder voor onder meer de radio-omroepfrequenties 1395 AM en 1224 AM. Vergunninghoudster faciliteert op grond van een contractuele relatie met appellante de uitzendingen op deze frequenties. Appellante voert aan dat zij ten gevolge van de voorschriften 2.2 en 2.3 geen uitzendingen meer op deze frequenties kan verrichten.

Appellante betoogt dat verweerder er ten onrechte van is uitgegaan dat door de wijziging van de aanvraag na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit geen belangen van derden zijn geschaad. Appellante stelt dat verweerder haar belangen onvoldoende heeft meegewogen.

2.5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 21 november 2001 in zaak no. 200100458/1, vloeit uit het systeem van vergunningverlening, zoals neergelegd in de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht, voort dat in beginsel op de aanvraag moet worden beslist zoals die is ingediend en bekendgemaakt. Bij toepassing van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht, zoals die vóór 1 juli 2005 luidde, is het na het ter inzage leggen van de aanvraag en het ontwerpbesluit, behoudens uitzonderingen, niet meer geoorloofd de aanvraag nog te wijzigen en aan te vullen. Uitzonderingen zijn alleen toelaatbaar als vast staat dat geen derden zijn benadeeld.

Nu appellante of derden door de wijziging en de gevolgen daarvan niet zijn geschaad in door de Wet milieubeheer beschermde belangen en de wijziging van de inrichting uitsluitend positieve gevolgen heeft voor het milieu, acht de Afdeling in het onderhavige geval sprake van een dergelijke uitzondering. Daarbij overweegt de Afdeling dat het economisch belang van appellante om uitzendingen te verrichten op de AM-frequenties waarvoor zij machtiginghouder is, geen belang is dat de Wet milieubeheer beoogt te beschermen.

Onder deze omstandigheden heeft verweerder de wijziging van de aanvraag in de vergunningprocedure mogen betrekken. Na deze wijziging had de aanvraag betrekking op een zendvermogen van maximaal 140 kW en op uitzendingen op frequenties tot 1000 kHz. De Afdeling overweegt dat het verweerder niet vrij stond meer te vergunnen dan door vergunninghoudster was aangevraagd.

Deze beroepsgrond slaagt niet.

2.6. Voorzover appellante betoogt dat het Convenant Zendmastenproblematiek Lopikerwaard onrechtmatig is, overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond geen betrekking heeft op de rechtmatigheid van het thans ter beoordeling staande besluit en derhalve niet tot vernietiging daarvan kan leiden.

2.7. Gelet op het bovenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.

w.g. Hennekens w.g. Heijerman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2005

255-483.