Uitspraak 200410409/1


Volledige tekst

200410409/1.
Datum uitspraak: 3 augustus 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Egam-Woerden B.V.", gevestigd te Woerden, en anderen,
appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2004 heeft de gemeenteraad van Woerden, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 februari 2004, vastgesteld het bestemmingsplan "Herziening aanvullende regeling prostitutiebedrijven".

Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 oktober 2004, no. 2004REG002743i, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 22 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2004, beroep ingesteld.

Bij brief van 2 februari 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2005, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. A.J. Braxhoven, advocaat te Utrecht, en [directeur] van [een van de appellanten], en verweerder, vertegenwoordigd door ing. W.E.M. Corsten, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door drs. R.J.A. Mooij, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.

2. Overwegingen

Overgangsrecht

2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 24 juni 2002, Stb. 54) en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 26 mei 2005, Stb. 282) in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.

Toetsingskader

2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.

Het standpunt van appellanten

2.3. Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan artikel 3, voorschrift IV, derde lid, van het plan. Zij voeren aan dat dit voorschrift ten onrechte voorziet in legalisering van de bestaande seksinrichting aan de Pottenbakkersweg 6a. Aan het besluit ligt volgens hen geen deugdelijke motivering en evenredige belangenafweging ten grondslag. Zij betogen dat het plan in strijd is met het provinciale en gemeentelijke prostitutiebeleid. Daarnaast heeft verweerder volgens hen ten onrechte geen rekening gehouden met een toezegging van het college van burgemeester en wethouders. Voorts voeren appellanten aan dat de financiële en economische uitvoerbaarheid van het plan ten onrechte niet is onderzocht.

Het bestreden besluit

2.4. Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het plan goedgekeurd. Verweerder heeft ingestemd met de keuze van de gemeenteraad voor de locatie op het bedrijventerrein. Daarbij heeft hij betrokken dat de sociale veiligheid voor werknemers/werkneemsters en bezoekers van de seksinrichting op deze locatie geen probleem is.

Vaststelling van de feiten

2.5. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.

2.5.1. De seksinrichting staat in het plangebied van het bestemmingsplan "Industrieterrein Barwoutswaarder" uit 1986. De grond waarop de seksinrichting staat, heeft in dat bestemmingsplan de bestemming "Industrieel bedrijf" en de aanduiding "dienstwoning".

2.5.2. Het plan voorziet in een aanvulling op de gebruiksbepalingen van de geldende bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Woerden. De gemeenteraad beoogt hiermee de vestiging van seksinrichtingen uit te sluiten, met uitzondering van de bestaande seksinrichting aan de Pottenbakkersweg 6a.

2.5.3. In artikel 1 van de planvoorschriften worden de in de artikelen 2 en 3 opgenomen begrips- en verbodsbepalingen van toepassing verklaard op de binnen de gemeente Woerden geldende bestemmingsplannen.

In artikel 2 worden aan de voorschriften van de geldende bestemmingsplannen begripsbepalingen toegevoegd voor de begrippen "plan", "seksinrichting", "prostitutiebedrijf" en "prostitutie".

Artikel 3, voorschrift IV, voegt aan de geldende bestemmingsplannen de volgende gebruiksbepaling toe: •

1. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming of de daarbij behorende voorschriften.

2. Onder een strijdig gebruik als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gebouwen en/of bijgebouwen ten behoeve van seksinrichtingen.

3. Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing op het op de van deze voorschriften deeluitmakende kaartbijlage "Kaartuitsnede zone prostitutie" gearceerd aangegeven perceel. Dit perceel betreft een al bestaande seksinrichting aan de Pottenbakkersweg 6a, die middels dit bestemmingsplan positief wordt bestemd.

Op de plankaart is het perceel Pottenbakkersweg 6a gearceerd. In het renvooi is vermeld "arcering als bedoeld in artikel IV, lid 3".

2.6. Ingevolge artikel 25, onder II, eerste lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Industrieterrein Barwoutswaarder" is het verboden gebouwen anders te gebruiken dan ten dienste van de in deze voorschriften aan de bijbehorende grond gegeven bestemming.

Het oordeel van de Afdeling

2.7. Met artikel 3, voorschrift IV, derde lid, laatste alinea, van de planvoorschriften wordt beoogd de bestaande seksinrichting aan de Pottenbakkersweg 6a als zodanig te bestemmen. Naar het oordeel van de Afdeling wordt dit doel met de onderhavige herziening echter niet bereikt. De bestemming van de gronden waarop de seksinrichting aan de Pottenbakkersweg 6a is gevestigd, luidt na de herziening nog steeds "Industrieel bedrijf" met de aanduiding "dienstwoning". Deze bestemming is door de vaststelling van eerder genoemd artikel 3, voorschrift IV, derde lid, laatste alinea, noch door vaststelling van de daarbij behorende kaartbijlage "Kaartuitsnede zone prostitutie" herzien. Het gebruik van de opstal aan de Pottenbakkersweg 6a als seksinrichting moet in strijd worden geacht met het gebruiksvoorschrift van artikel 25, onder II, eerste lid, van het bestemmingsplan "Industrieterrein Barwoutswaarder", van welke opvatting de gemeenteraad en verweerder bij de vaststelling en goedkeuring van het onderhavige bestemmingsplan ook zijn uitgegaan. Het gebruik van het perceel en opstal Pottenbakkersweg 6a als seksinrichting is voorts in strijd met het in artikel 3 als voorschrift IV, eerste lid, opgenomen gebruiksverbod. Dat in het derde lid van voorschrift IV voor een seksinrichting aan de Pottenbakkersweg 6a een uitzondering wordt gemaakt op het bepaalde in het tweede lid van voorschrift IV, neemt deze strijd met het in het eerste lid bepaalde niet weg. De Afdeling stelt vast dat het vastgestelde plan het beoogde doel van legalisering van de seksinrichting aan de Pottenbakkersweg niet bereikt. Nu dit resultaat anderzijds met de vaststelling van voorschrift IV, derde lid, juist wel wordt beoogd, is het plan in zoverre in strijd met de rechtszekerheid. Door het bestemmingsplan "Herziening aanvullende regeling prostitutiebedrijven" desalniettemin goed te keuren, heeft verweerder gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.

Het beroep van appellanten is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd. De overige door appellanten aangevoerde gronden behoeven om die reden geen behandeling.

Uit het voorgaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het plan in zoverre.

Proceskostenveroordeling

2.8. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van 26 oktober 2004, no. 2004REG002743i, voorzover daarbij goedkeuring is verleend aan artikel 3, voorschrift IV, derde lid, van de planvoorschriften en de plankaart;

III. onthoudt goedkeuring aan artikel 3, voorschrift IV, derde lid, van de planvoorschriften en de plankaart;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit, voorzover dit is vernietigd;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Utrecht tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Utrecht aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de provincie Utrecht aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 273,00 (zegge: tweehonderddrieënzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Verbeek
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2005

270-482.