Uitspraak 200500712/1


Volledige tekst

200500712/1.
Datum uitspraak: 27 juli 2005.

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2004 heeft de gemeenteraad van Ooststellingwerf, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 april 2004, het bestemmingsplan "Appelscha 2003" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 14 december 2004, kenmerk 580544, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 21 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2005, beroep ingesteld.

Bij brief van 17 maart 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door T. de Jong, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. G.J. Koetsier, ambtenaar van de gemeente. Appellanten zijn, met bericht van afwezigheid, niet verschenen.

2. Overwegingen

Toetsingskader

2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.

Het plan

2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor de kern Appelscha en is grotendeels conserverend van aard.

Standpunt appellanten

2.3. Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woongebied (WG)" met de aanduiding "gestapelde woningen", dat voorziet in een appartementencomplex aan de Domela Nieuwenhuisstraat en de plandelen met de bestemming "Woongebied (WG)", die voorzien in de bovengenoemde straat en een aantal zogenoemde herenhuizen. Zij zijn van mening dat er te veel woningen zijn gebouwd en dat deze woningen hun woon- en leefklimaat ernstig aantasten. Zij stellen schade te hebben geleden. Voorts zijn appellanten van mening dat de Domela Nieuwenhuisstraat te smal is.

Het bestreden besluit

2.4. Verweerder heeft de bestreden plandelen niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft deze goedgekeurd. Hij stelt dat de bestreden plandelen geen wijziging brengen in de bestaande situatie, die reeds is mogelijk gemaakt onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Appelscha Noord II". Voorts is verweerder van mening dat het appartementencomplex vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.

Vaststelling van de feiten

2.5. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.

2.5.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef, onder a., b. en e., van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor woongebied aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen in de vorm van vrijstaande en aaneen gebouwde woningen;
b. gestapelde woningen, voorzover op de plankaart als zodanig aangeduid;
e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

2.5.2. Vast staat dat het appartementencomplex en de zogenoemde herenhuizen in overeenstemming met het voorheen geldende bestemmingsplan en met rechtsgeldige en thans onherroepelijke bouwvergunningen zijn gebouwd. Deze gebouwen zijn in dit plan als zodanig bestemd. De Domela Nieuwenhuisstraat is eveneens als zodanig bestemd.

Het oordeel van de Afdeling

2.6. De Afdeling stelt vast dat appellanten zich in hun beroepschrift hebben beperkt tot het herhalen van de inhoud van hun bedenkingen.

In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze bedenkingen. Appellanten hebben in hun beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende bedenkingen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Voorts zijn zij niet ter zitting verschenen om hun beroep toe te lichten. Niet is gebleken dat de weerlegging van de bedenkingen onjuist zou zijn.

Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bestreden plandelen niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan de bestreden plandelen. Het beroep is ongegrond.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Klein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2005.

176-459.