Uitspraak 200504534/1 en 200504534/2


Volledige tekst

200504534/1 en 200504534/2.
Datum uitspraak: 22 juli 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Losser het wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied, wijzigingsplan Kremersveenweg" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 12 april 2005, kenmerk RWB/2005/308, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.

Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 2 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 7 juni 2005, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft appellante de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2005, waar appellante in de persoon van [vennoot A] en bijgestaan door ing. R.F.M. Kuiphuis, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. van Maurik, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Losser, vertegenwoordigd door H.T.M. Schutte, ambtenaar van de gemeente, gehoord.

Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2. Overwegingen

2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.2. Het wijzigingsplan voorziet in de bestemming "Agrarisch bouwblok" voor de gronden gelegen aan de Kremersveenweg in Losser, kadastraal bekend gemeente Losser, sectie […], nummers […]. Appellante wil op dit perceel een akkerbouwbedrijf annex vleesvarkenshouderij vestigen.

2.3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit goedkeuring onthouden aan het wijzigingsplan. Hij heeft overwogen dat het Reconstructieplan Salland-Twente zich tegen de vestiging van het bedrijf op deze locatie verzet.

2.4. Appellante heeft in beroep gesteld dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het wijzigingsplan. Zij wijst daarbij op het verweerschrift dat provinciale staten hebben uitgebracht over haar beroep tegen de vaststelling van het reconstructieplan. Provinciale staten geven daarin aan dat in het reconstructieplan een tekst had moeten staan met de strekking dat de omzetting van landbouwontwikkelingsgebied naar verwevingsgebied de vestiging van het varkensbedrijf (van de [vennoot A]) in het desbetreffende gebied niet mag belemmeren.

2.5. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de Voorzitter van oordeel dat het besluit van verweerder tot onthouding van goedkeuring aan het wijzigingsplan niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.

2.6. De Voorzitter ziet geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 12 april 2005, RWB/2005/308;

III. wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af;

IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 684,17 (zegge: zeshonderdvierentachtig euro en zeventien cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Overijssel aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

V. gelast dat de provincie Overijssel aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.

w.g. Bartel w.g. Verbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2005

388.