Uitspraak 200501446/1


Volledige tekst

200501446/1.
Datum uitspraak: 20 juli 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de vereniging "Gymnastiek- en Turnvereniging Turning Point", gevestigd te Limbricht,
appellante,

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1110 BELEI van de rechtbank Maastricht van 11 februari 2005 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van de Sittard-Geleen.

1. Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (hierna: het college) de subsidie voor het jaar 2003 vastgesteld op € 411,00 en bepaald dat dit bedrag wordt verrekend met de accommodatiebijdrage van € 648,00.

Bij besluit van 19 juli 2004 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar gegrond verklaard en besloten om appellante geen accommodatiebijdrage in rekening te brengen en de subsidie vast te stellen op € 411,00.

Bij uitspraak van 11 februari 2005, verzonden op diezelfde datum, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 februari 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 maart 2005. Laatstgenoemde brief is aangehecht.

Bij brief van 30 maart 2005 heeft het college van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2005, waar het college, vertegenwoordigd door mr. F. Jans-Rakers, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Bij besluit van 12 december 2002 heeft de raad van de gemeente Sittard-Geleen de Algemene subsidieverordening gemeente Sittard-Geleen 2003 (hierna: de Algemene subsidieverordening) vastgesteld.

Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Algemene subsidieverordening kunnen activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt alsmede andere criteria die voor die verstrekking gelden nader worden bepaald door middel van beleidsregels. De beleidsregels worden vastgesteld door het college.

Ingevolge artikel 21, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening worden voor instellingen die expliciet als gevolg van de harmonisatie met ingang van 2003, nadeel of voordeel ondervinden in vergelijking met de subsidieverlening over 2002, door het college overgangsmaatregelen getroffen.

2.1.1. Bij besluit van 17 december 2002 heeft het college, gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening, de Beleidsregels subsidiëring op het gebied van amateursport (hierna: de Beleidsregels 2003) vastgesteld.

In hoofdstuk 7 van de Beleidsregels 2003 is, voorzover hier van belang, bepaald dat:

- instellingen die er door deze regeling op achteruit gaan, voor 2003 als garantiesubsidie het bedrag ontvangen waarop men voor 2002 recht had;

- instellingen die op basis van de Beleidsregels meer subsidie zouden ontvangen, in het overgangsjaar 2003 nog maximaal hetzelfde bedrag als in 2002 krijgen.

2.2. De rechtbank heeft onweersproken vastgesteld dat appellante op grond van de Beleidsregels 2003 recht heeft op een subsidiebedrag van € 411,00 en dat dit bedrag gelijk is aan het subsidiebedrag dat zij in het jaar 2002 heeft ontvangen.

2.3. De Afdeling volgt appellante niet in haar in hoger beroep herhaalde betoog dat, nu uit het samenstel van beleidsregels volgt dat het subsidiebedrag voor het jaar 2003 gelijk is aan het subsidiebedrag voor het jaar 2002, het mogelijk moet zijn de voor 2002 vastgestelde subsidie door een rechter te laten toetsen.

Tegen de vaststelling van het subsidiebedrag voor het jaar 2002 had appellante in rechte kunnen opkomen, maar van die mogelijkheid heeft zij geen gebruik gemaakt. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat dit subsidiebedrag in rechte vaststaat en dat het college het subsidiebedrag voor het jaar 2003 - in overeenstemming met het in de Beleidsregels 2003 neergelegde overgangsrecht - terecht heeft vastgesteld op € 411,00. Niet valt in te zien dat voornoemd overgangsrecht, waarbij voor het jaar 2003 hetzelfde subsidiebedrag wordt toegekend als voor het jaar 2002, kennelijk onredelijk is. Voor een verdergaande toetsing door de bestuursrechter van dat overgangsrecht is, gelet op het feit dat het in regelgeving is neergelegd, geen plaats.

2.4. Appellante betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij niet wordt benadeeld, nu het college ter zitting bij de rechtbank de toezegging heeft gedaan dat de in de bezwaarfase gemaakte kosten voor rechtsbijstand alsnog zullen worden vergoed. Hierdoor wordt niet aan het door haar gevraagde tegemoetgekomen, nu zij tevens had verzocht om vergoeding van de wettelijke rente over deze kosten, aldus appellante.

2.4.1. Dit betoog faalt evenzeer. Artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht bevat een limitatieve opsomming van de kostenposten waarop een vergoeding voor kosten van onder meer bezwaar betrekking kan hebben. Dit artikel voorziet niet in een vergoeding van wettelijke rente, zodat een grondslag voor vergoeding van voormelde wettelijke rente ontbreekt.

2.5. Anders dan appellante betoogt, heeft de rechtbank voorts op goede gronden geoordeeld dat het niet insturen van de op de zaak betrekking hebbende stukken door het college, wat daar ook van zij, niet kan leiden tot de vernietiging van de beslissing op bezwaar. Dit betoog treft derhalve geen doel.

2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Wilbers-Taselaar
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2005

71-465.