Uitspraak 200505950/1


Volledige tekst

200505950/1.
Datum uitspraak: 8 juli 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker sub 1], gevestigd te [plaats], alsmede evenementenbureau Act4 en de stichting "Stichting Straattheater Doetinchem", gevestigd te Doetinchem,
verzoekers,

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij brief van 8 juli 2005 heeft verweerder medegedeeld dat de gegevens welke [verzoeker sub 1] heeft doorgegeven bij brieven van 2 juli 2005, naar zijn opvatting voorzover het gaat om de toevoeging van 150 Kruitpotten A en 2 Kruitpotten B van ADR-klassse 1.1 D niet passen binnen de kaders van voorschrift 1.2 van de door hem op 25 mei 2005 verleende ontbrandingstoestemming. Verweerder heeft bij deze brief tevens medegedeeld dat desnoods zal worden overgegaan tot het geheel of gedeeltelijk stilleggen van het op 9 juli 2005 in de gemeente Doetinchem te houden vuurwerkevenement waarop de ontbrandingstoestemming betrekking heeft.

Tegen deze brief hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Tevens hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juli 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. D. van Hijkoop, advocaat te Doetinchem, alsmede [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.W. Verheijen en ing. C.M.J. Koreman, beiden ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.

De Voorzitter heeft het verzoek afgewezen.

Daartoe heeft hij het volgende overwogen.

1. Verweerder heeft ter zitting bestreden dat de brief van 8 juli 2005 een besluit inhoudt. In dit verband wijst hij erop dat de ontbrandingstoestemming niet voorziet in nadere besluitvorming en de brief voor het overige niet meer inhoudt dan een vooraankondiging dat zonodig handhavend zal worden opgetreden.

2. Nu de brief tevens de volgende zinsnede bevat: "Voor zover noodzakelijk gelieve u deze brief te zien als een vooraankondiging ter zake van het toepassen van bestuursdwang" en deze bestuursdwang, indien daartoe moet worden overgegaan, reeds de volgende dag zal worden uitgeoefend, acht de Voorzitter daarin voldoende grond gelegen om - mede met het oog op een effectieve rechtsbescherming - het besluitkarakter van de brief in het kader van deze procedure aan te nemen.

3. Verzoekers wijzen op het late tijdstip waarop de brief is verzonden en op de vergaande consequenties uit oogpunt van openbare orde die aan het mogelijk niet doorgaan van de vuurwerkshows kunnen zijn verbonden. Tevens wijzen zij op overleg en gesprekken met vertegenwoordigers van verweerder over het toepassen van zwart kruit en de vraag in hoeverre dit onder de werking van het Vuurwerkbesluit valt. Naar hun mening zijn er in dit verband toezeggingen gedaan.

4. Verweerder bestrijdt dat er toezeggingen zijn gedaan. De weigering om in te stemmen met de toevoeging van 150 Kruitpotten A en 2 Kruitpotten B berust op het feit dat dit nieuw vuurwerk betreft waarvan hij niet over gegevens beschikt.

5. De Voorzitter is van oordeel dat verweerder gelet op de datum van ontvangst van genoemde brieven en de datum van de genoemde vuurwerkshows de onderhavige brief te laat heeft verzonden. Met het oog op de strekking en de inhoud van de brief, verbindt hij hier echter niet het oordeel aan dat verweerder zijn recht had verwerkt om te besluiten dat de toevoeging van genoemde Kruitpotten niet past binnen de kaders van voorschrift 1.2 en zonodig tot handhaving zou worden overgegaan. De Voorzitter sluit op basis van het verhandelde ter zitting niet uit dat door een ambtenaar van de provincie toezeggingen zijn gedaan omtrent het gebruik van zwart buskruit. Naar zijn oordeel kan gelet op de mogelijke veiligheidsrisico's van dit gebruik echter niet worden staande gehouden dat dergelijke toezeggingen, als die zouden zijn gedaan, hadden moeten worden gehonoreerd.

6. Verzoekers bestrijden niet dat het om voor Nederland nieuw vuurwerk gaat.

7. De Voorzitter gaat er vooralsnog van uit dat de Kruitpotten A en B moeten worden beschouwd als vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit.

8. Voorschrift 1.2 van de ontbrandingstoestemming van 25 mei 2005 houdt in, dat beperkte wijzigingen in het werkplan (bij voorbeeld afsteekprogramma, tijden, soorten vuurwerk), mits zonder milieugevolgen (zoals minder aantallen en kleinere kalibers), minimaal zeven dagen voorafgaand aan het vuurwerkevenement schriftelijk aan het bevoegd gezag dienen te worden overgelegd.

9. De Voorzitter is gelet op de formulering van voorschrift 1.2 van de ontbrandingstoestemming niet van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat de toevoeging van de genoemde Kruitpotten niet past binnen de kaders van genoemd voorschrift nu niet vaststaat dat er aan de toevoeging geen milieugevolgen in de zin van het genoemde voorschrift zijn verbonden. Evenmin is de Voorzitter van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om tegen het in afwijking van de ontbrandingstoestemming afsteken van vuurwerk handhavend te zullen optreden.
De Voorzitter betrekt hierbij dat door het vervallen van de Kruitpotten de vuuwerkshow een belangrijk element zal missen, maar hij is niet tot de overtuiging gekomen dat daardoor de gehele vuurwerkshow niet door zal behoeven te gaan. Overigens betreft het hier een beslissing die verzoekers zelf zullen moeten nemen.
De mogelijke consequenties voor de openbare orde bij het mogelijk niet doorgaan van de vuurwerkshows, waarop verzoekers wijzen, heeft hij bij zijn oordeel betrokken, maar dit brengt hem niet tot een andere opvatting.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Uitgesproken in het openbaar overeenkomstig artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.

w.g. Drupsteen
Voorzitter w.g. Sparreboom
ambtenaar van Staat

195.