Uitspraak 200504261/2


Volledige tekst

200504261/2.
Datum uitspraak: 11 juli 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, wonend te Haarlem,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 13 oktober 2004 heeft de gemeenteraad van Haarlem het bestemmingsplan "Meerwijk Centrum" vastgesteld.

Bij besluit van 29 maart 2005, kenmerk 2004-50179, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 13 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 17 mei 2005, beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief van 13 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 17 mei 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 juli 2005, waar verzoekers, in de personen van [verzoeker] en [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman, ambtenaar der provincie, zijn verschenen.
Voorts is de gemeenteraad van Haarlem, vertegenwoordigd door mr. B.C. Romijn, advocaat te Haarlem, daar gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het bestemmingsplan heeft betrekking op gronden in het centrum van Meerwijk, een woonwijk van Schalkwijk, een stadsdeel van Haarlem en biedt mogelijkheden om het plangebied te herstructureren. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.

2.3. Verzoekers stellen in beroep dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd voorzover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" op de hoek van de Albert Schweitzerlaan/ Braillelaan/William Boothstraat, de zogenoemde 'locatie 7'. Daartoe voeren zij aan dat het plan onvoldoende is getoetst aan de voorschriften van het bestemmingsplan Schalkwijk D2 uit 1966, dat naar hun mening het geldende wettelijke kader vormt. Volgens verzoekers is ten onrechte geen officiële wijziging of vrijstelling van dat plan gevraagd. Verder menen verzoekers dat de beoogde nieuwbouw hun woon- en leefklimaat aantast, omdat de omvang van de bebouwing voor een verminderde bezonning zorgt. Voorts zal volgens hen de parkeernorm niet worden gehaald, omdat de parkeerplaatsen niet op eigen erf kunnen worden gerealiseerd en diverse voorziene parkeerplaatsen binnen 5 meter van een kruispunt liggen.

Verzoekers wensen een voorlopige voorziening om te voorkomen dat met de uitvoering van het plan zal worden gestart voordat op hun beroep is beslist.

2.4. Voorzover verweerder ter zitting heeft gesteld dat het beroepschrift van verzoekers alleen ontvankelijk is voorzover het is ingediend door [verzoeker], zodat ook het verzoekschrift enkel ontvankelijk is voorzover dit door hem is ingediend, ziet de Voorzitter geen aanleiding hier thans op in te gaan. Partijen zijn het erover eens dat het beroep- en verzoekschrift in ieder geval ontvankelijk zijn voorzover deze door [verzoeker] zijn ingediend, zodat deze in behandeling kunnen worden genomen. De vraag of het beroepschrift ook ontvankelijk is voorzover dit door anderen dan [verzoeker] is ingediend, zal bij de behandeling van de hoofdzaak nader worden onderzocht.

2.5. Ter zitting is gebleken dat op de gronden op de hoek van de Albert Schweitzerlaan/Braillelaan/William Boothstraat thans geen bebouwing aanwezig is, maar enkel een aantal bomen en struiken. Ter voorbereiding op de bouwactiviteiten is een kapvergunning verleend, waartegen verzoekers bezwaar hebben gemaakt. Naar verwachting van de gemeenteraad zal echter van deze kapvergunning, ook indien deze onherroepelijk is, geen gebruik worden gemaakt voordat op het beroep van verzoekers is beslist. Voorts is nog geen aanvraag voor een bouwvergunning ingediend en valt dit volgens de gemeenteraad ook niet op korte termijn te verwachten. Weliswaar heeft het gemeentebestuur met de projectontwikkelaar een intentieovereenkomst gesloten, doch dit betekent volgens het bestuur niet dat een snelle uitvoering van de plannen is te verwachten.

Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste onverwijlde spoed ontbreekt, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.

2.6. Ten overvloede wijst de Voorzitter erop dat het verzoekers vrij staat opnieuw een voorlopige voorziening te vragen, indien alsnog een bouwvergunning zou worden aangevraagd voordat op hun beroep is beslist. Het behoort echter tot de eigen verantwoordelijkheid van verzoekers om na te gaan of een dergelijke vergunning is aangevraagd.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. van den Berg, ambtenaar van Staat.

w.g. Cleton w.g. Van den Berg
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2005

350.