Uitspraak 200505206/1


Volledige tekst

200505206/1.
Datum uitspraak: 7 juli 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekers], beiden wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2005, kenmerk MB/05.030514/A, verzonden 3 juni 2005, heeft verweerder ten aanzien van het verzoek van [partij] besloten het zonder revisievergunning, als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer, veranderen van haar inrichting, gelegen aan de [locatie] te [plaats], te gedogen.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 12 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 juni 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 juli 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. R. Orie, mr. J. Visbeen en ing. G.P. Bouwhuis, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar namens [partij] gehoord, mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer.

2. Overwegingen

2.1. Verzoekers voeren aan dat verweerder ten onrechte de activiteiten van de inrichting op zaterdag en zondag gedoogt. Zij stellen hiervan overlast te ondervinden.

2.2. Niet in geschil is dat wordt gehandeld in strijd met artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer, zodat verweerder terzake handhavend kon optreden.

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.2.1. De Voorzitter stelt vast dat verweerder bij besluit van 7 juni 2005 aan [partij] een revisievergunning heeft verleend waarin de gevraagde activiteiten van [partij] zijn vergund, gedurende zeven dagen in de week. Verzoekers hebben de mogelijkheid tegen dit besluit op te komen. Vooralsnog hebben verzoekers dit niet gedaan. Onder deze omstandigheden, ziet de Voorzitter, na afweging van alle betrokken belangen, geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.

2.3. De Voorzitter wijst het verzoek af.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.

w.g. Boll w.g. Van Driel
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2005

414.