Uitspraak 200409275/1


Volledige tekst

200409275/1.
Datum uitspraak: 18 mei 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de burgemeester van Haaksbergen,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 12 oktober 2004 in het geding tussen:

[wederpartijen], wonend te [woonplaats],

en

appellant.

1. Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2001 heeft appellant een vergunning verleend als bedoeld in artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Haaksbergen, aan [vergunninghouder] voor het exploiteren van een café aan de [locatie] te [plaats]. Aan de verleende vergunning heeft appellant - onder andere - de voorwaarden verbonden dat de sluitingstijd van het terras is bepaald op 24.00 uur (voorwaarde zes) en dat alvorens live-muziek ten gehore wordt gebracht hiervan aan hem ten minste veertien dagen van te voren melding dient te worden gemaakt (voorwaarde acht).

Bij besluit van 5 februari 2002 heeft appellant de daartegen door omwonenden, onder wie - voor zover hier van belang – [wederpartijen] gemaakte bezwaren gegrond verklaard en daarbij de verlening van de exploitatievergunning aan [vergunninghouder] gehandhaafd, met dien verstande dat de daaraan verbonden voorwaarden zes en acht zijn gewijzigd. Daarbij is voorwaarde zes vervangen door de tekst: "De sluitingstijd is om 21.00 uur" en voorwaarde acht is vervangen door de tekst: "Alvorens een incidentele festiviteit wordt gehouden dient hiervan melding te worden gedaan; de melding dient ten minste veertien dagen van tevoren bij mij (de burgemeester) te worden ingediend".

Bij uitspraak van 27 januari 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door [vergunninghouder] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betreft voorwaarde acht van de exploitatievergunning en voor zover het de wijziging van voorwaarde zes betreft gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar van 5 februari 2002 en het primaire besluit van 26 juni 2001 vernietigd, alsmede de door [wederpartijen] ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 11 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de Afdeling het daartegen door appellant ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover de rechtbank daarbij het primaire besluit van 26 juni 2001 heeft vernietigd en de uitspraak van de rechtbank voor het overige bevestigd.

Bij besluit van 16 juni 2003 heeft appellant - voor zover hier van belang - de bezwaren van [wederpartijen] ongegrond verklaard en de verlening van de exploitatievergunning aan [vergunninghouder] gehandhaafd met wijziging van voorwaarde acht.

Bij uitspraak van 12 oktober 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartijen] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 16 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 3 januari 2005 heeft [vergunninghouder] een memorie ingediend.

Daartoe op de voet van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld hebben [wederpartijen] op 18 januari 2005 een memorie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. R.H. Willems, ambtenaar der gemeente, is verschenen. Voorts zijn daar [wederpartijen], vertegenwoordigd door [gemachtigden], en [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. G.G.E.A. Frederix, gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna; de Awb) vindt op grondslag van het bezwaar een heroverweging van het besluit plaats.

2.2. Bij uitspraak van 27 januari 2003 heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - het beroep van [vergunninghouder] deels gegrond verklaard vanwege strijd met het fair-playbeginsel en de beslissing op bezwaar van 5 februari 2002 en het primaire besluit van 26 juni 2001 vernietigd. In het verlengde daarvan heeft de rechtbank de beroepen van [wederpartijen] niet-ontvankelijk verklaard omdat het procesbelang aan die beroepen was komen te vervallen. Bij brief van 5 maart 2003 heeft de burgemeester tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld waarin hij - voor zover hier van belang - gronden met betrekking tot de sluitingstijd van het terras heeft aangevoerd. De uitspraak van de rechtbank is door de Afdeling op 11 april 2003 - voor zover hier van belang - bevestigd.

Bij uitspraak van 12 oktober 2004 heeft de rechtbank de beslissing op bezwaar van 16 juni 2003 vernietigd wegens strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb omdat appellant daarbij uitsluitend een heroverweging heeft gemaakt voor zover het de sluitingstijd van het terras (voorwaarde zes) betreft en geen oordeel heeft gegeven over de door [wederpartijen] ingediende bezwaren.

2.3. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen. Hij stelt dat omdat [wederpartijen] geen hoger beroep hebben ingesteld tegen het oordeel van de rechtbank dat hun beroep niet-ontvankelijk is, hij slechts over dat onderdeel van hun bezwaar dat door hemzelf in hoger beroep is aangevoerd, een heroverweging diende te maken.

2.4. Dit betoog slaagt. Door de vernietiging (lees: herroeping) door de rechtbank van het primaire besluit van 26 juni 2001 hoefde appellant geen nieuwe beslissing op het bezwaar van [wederpartijen] te nemen. Voor [wederpartijen] bestond derhalve niet de door hen gestelde keuzemogelijkheid tussen het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank of het afwachten van de nieuwe beslissing op bezwaar. Door het niet instellen van hoger beroep door [wederpartijen] tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 januari 2003 is de omvang van het geding bepaald door het hoger beroep van appellant tegen die uitspraak. Niet in geschil is dat de omvang van dat hoger beroep was beperkt tot de sluitingstijd van het terras. Het standpunt van appellant dat hij slechts over dat onderdeel van de bezwaren van [wederpartijen] een heroverweging diende te maken is juist.

De rechtbank heeft derhalve ten onrecht geoordeeld dat de beslissing op bezwaar van 16 juni 2003 wegens strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb dient te worden vernietigd. Nu de rechtbank niet is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van [wederpartijen] ziet de Afdeling aanleiding de zaak terug te wijzen.

2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State ter verdere behandeling terugwijzen naar de rechtbank.

2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Almelo van 12 oktober 2004, 03/702 HOREC AQ1 A;

III. wijst de zaak naar de rechtbank terug.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.

w.g. Troostwijk w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2005

290.