Uitspraak 200408454/1


Volledige tekst

200408454/1.
Datum uitspraak: 18 mei 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], wonend te [woonplaats],

en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2004 (Stcrt. 14 januari 2004, nr. 8) heeft verweerder een wijziging van de op grond van artikel 17 van de Natuurbeschermingswet gesloten gebieden in het staatsnatuurmonument "Waddenzee" bekendgemaakt.

Bij besluit van 3 september 2004, kenmerk DRR&R/2004/2220, heeft verweerder de hiertegen gemaakte bezwaren, voorzover hier van belang, ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij faxbericht van 14 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 12 november 2004.

Bij brief van 20 december 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 april 2005, waar appellanten, in persoon en bijgestaan door dr. E. Verhoef, gemachtigde en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.E. de Groot, ambtenaar van het ministerie, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 17 van de Natuurbeschermingswet (hierna: Nbw) is het verboden, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich te bevinden in of op een water dat deel uitmaakt van een beschermd natuurmonument, indien op duidelijk zichtbare wijze is kenbaar gemaakt, dat de toegang tot dit water verboden is.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.2. De Afdeling stelt vast dat het besluit van 14 januari 2004 met zich brengt dat het, behalve daartoe gerechtigden, een ieder verboden is zich te bevinden op de hierbij aangegeven plaatsen.

Niet is gebleken dat appellanten gerechtigd zijn zich te bevinden in of op een water dat deel uitmaakt van de op grond van artikel 17 van de Nbw gesloten gebieden in de Waddenzee.

Appellanten hebben geen bijzonder individueel belang bij het besluit van 14 januari 2004. De omstandigheid dat appellanten ter plaatse van de met dit besluit gesloten gebieden (reeds jarenlang) wadlooptochten ondernemen en dat zij behoren tot een beperkt aantal personen dat deze gebieden in het kader van wadlopen betreedt, is ontoereikend voor het oordeel dat zij zich in voldoende mate onderscheiden van anderen die zich in deze gebieden willen begeven.

Gelet hierop kunnen appellanten niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

2.3. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de bezwaren van appellanten ten onrechte heeft ontvangen. Gelet hierop is het beroep van appellanten gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Doende wat verweerder had behoren te doen, zal de Afdeling door zelf in de zaak te voorzien de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk verklaren.

2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 september 2004, kenmerk DRR&R/2004/2220;

III. verklaart de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 3 september 2004, kenmerk DRR&R/2004/2220;

V. gelast dat de Staat der Nederlanden (ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 (zegge: honderdzesendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2005

12-447.