Uitspraak 200405288/4


Volledige tekst

200405288/4.
Datum beslissing: 24 maart 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Proces-verbaal van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats] (land),

om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.

Bij faxbericht van 22 maart 2005 heeft verzoeker verzocht om wraking van mr. R.W.L. Loeb (hierna: de staatsraad), Lid van de enkelvoudige Kamer, voor de openbare behandeling op 24 maart 2005 van zijn verzet tegen de uitspraak van 17 december 2004 in zaak no. 200405288/2.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting behandeld op 24 maart 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is gehoord. De staatsraad is niet verschenen.

Bij mondelinge beslissing van 24 maart 2005 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen.

Daartoe heeft zij het volgende overwogen.

Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ingevolge artikel 39 van de Wet op de Raad van State (hierna: Wet RvS) is dit artikel van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.

Verzoeker heeft doen aanvoeren geen vertrouwen te hebben dat de staatsraad voormeld verzetschrift eerlijk zal behandelen. Volgens verzoeker heeft de staatsraad bij uitspraak van 12 juni 2002 in zaak no. 200105202/3 een onjuist oordeel gegeven over een eerder verzet van hem in een andere zaak. Voorts heeft de staatsraad als Voorzitter van de meervoudige Kamer toentertijd geen nader onderzoek verricht naar aanleiding van de op dat verzetschrift gegeven toelichting.

De door verzoeker genoemde omstandigheden leveren geen grond voor wraking op. Dat verzoeker zich niet kan verenigen met de aan voormelde uitspraak van 12 juni 2002 ten grondslag gelegde motivering, betekent niet dat hij daaraan gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de staatsraad kan ontlenen. De inhoud van de motivering biedt daarvoor geen aanknopingspunt. Het enkele feit dat de staatsraad het niet nodig heeft gevonden de in voormelde zaak door verzoeker aangevoerde en mondeling toegelichte verzetsgronden ter zitting nader te behandelen, is evenmin voldoende om aan te nemen dat de staatsraad vooringenomen is dan wel dat de vrees van verzoeker daarvoor objectief gerechtvaardigd is.

Ook overigens is ten aanzien van de staatsraad niet gebleken van enig feit of van enige omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. F.T.T. van der Heijde, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Van der Heijde
Voorzitter ambtenaar van Staat

349.