Uitspraak 200410133/2


Volledige tekst

200410133/2.
Datum uitspraak: 3 januari 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:

1. [verzoekers sub 1],
2. [verzoekers sub 2], allen wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 november 2004 in het geding tussen:

verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van Roerdalen.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten een bouwwerk ten behoeve van een school op een perceel op de hoek Sportlaan/Europalaan-Oost, kadastraal bekend gemeente Melick en Herkenbosch, sectie A, nummer 5591 (ged.), te Herkenbosch.

Bij besluit van 26 oktober 2004 heeft het college de daartegen door verzoekers gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 november 2004, verzonden op diezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond (hierna: de voorzieningenrechter), voorzover thans van belang, de daartegen door verzoekers ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben verzoekers sub 1, bij brief van 13 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, en verzoekers sub 2, bij brief van 24 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 30 december 2004, waar [verzoekers sub 1], bijgestaan door mr. R. Verkoijen, [verzoekers sub 2], vertegenwoordigd door laatstgenoemde persoon, en het college, vertegenwoordigd door I.A.J. van Enckevort en J.T.A. Wiegant, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen en hun standpunten hebben toegelicht.

2. Overwegingen

2.1. Genomen besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het tegen het besluit ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden.

2.2. In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht is geen aanleiding te vinden om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat daarin geconcludeerd zal worden dat geen vrijstelling en bouwvergunning verleend mochten worden, zoals bij het besluit van 3 augustus 2004 is gedaan.

Met name hetgeen verzoekers hebben aangevoerd omtrent de locatiekeuze, biedt zulke aanknopingspunten niet, omdat het college diende te beslissen op de aanvraag om bouwvergunning, zoals die bij hem is ingediend, tenzij ernstige bezwaren ertoe zouden nopen dat medewerking aan het bouwplan wordt onthouden. Van zodanige ernstige bezwaren is evenwel niet gebleken. De enkele omstandigheid dat, naar gesteld, een gunstiger locatie zou hebben kunnen worden gekozen, levert zulke bezwaren niet op.

2.3. De conclusie is dat de verzoeken dienen te worden afgewezen.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. van den Ende, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Van den Ende
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2005

275.