Uitspraak 200300340/1


Volledige tekst

200300340/1.
Datum uitspraak: 22 september 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellanten], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 december 2002 in het geding tussen:

appellanten

en

het college van burgemeester en wethouders van Weesp.

1. Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weesp (hierna: het college) de aanvraag van appellanten voor de vervoerkosten van hun [dochter] naar en van de ACC Professor Groenschool te Amersfoort afgewezen.

Bij besluit van 28 mei 2001 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 4 december 2002, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 13 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen op die zelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 februari 2003. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 12 maart 2003 heeft het college van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2004, waar appellanten in persoon, bijgestaan door J.M. Neefe, advocaat te Amersfoort, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.C. Kaandorp, werkzaam voor de gemeente Weesp, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra (hierna: de Wec) verstrekt het college ten behoeve van het schoolbezoek aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag bekostiging van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerkosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast.

Ingevolge het tweede lid maakt de regeling geen onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs.

Ingevolge het derde lid eerbiedigt de regeling - voorzover hier van belang - de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders berustende keuze van een school.

2.1.1. De “Verordening leerlingenvervoer gemeente Weesp 1997” (hierna: de Verordening) is in dit geval de regeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wec.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Verordening kent het college ten behoeve van het schoolbezoek aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening wordt een vergoeding van de vervoerskosten toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.

Op grond van het tweede lid van dit artikel ontstaat, indien ouders een vergoeding van de vervoerskosten aanvragen voor het bezoeken van een school die op grotere afstand van de woning is gelegen dan in artikel 10 of 14 is bepaald, terwijl een of meer scholen van dezelfde onderwijssoort dichterbij de woning zijn gelegen, slechts aanspraak op een vergoeding naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.

2.2. In geschil is de weigering om de dochter van appellanten, [dochter], in aanmerking te laten komen voor aangepast schoolvervoer zoals dat door en voor rekening van de gemeente Weesp wordt verzorgd. Hieraan heeft het college het standpunt ten grondslag gelegd dat de ACC Professor Groenschool (hierna: prof. Groenschool), waar de dochter van appellante onderwijs volgt, niet een richting vertegenwoordigt die in het kader van de Verordening dient te worden onderscheiden van de openbare Alexander Roozendaalschool in Amsterdam (hierna: Roozendaalschool), die dichterbij de woning van appellanten is gelegen dan de prof. Groenschool.

2.3. Appellanten wijzen er in hoger beroep - onder meer en voorzover hier van belang - op dat de door het college aan artikel 3, tweede lid, van de verordening gegeven toepassing strijd met artikel 4 van de Wec oplevert en dat het voor het college duidelijk was dat de voorkeur van de appellanten voor de prof. Groenschool en hun bezwaren tegen de Roozendaalschool betrekking hadden op het geven van godsdienstonderwijs op de prof. Groenschool en het meer ruimte geven aan de levensbeschouwelijke achtergrond van de ouders door eerstgenoemde school ten opzichte van de Roozendaalschool, hetgeen onder andere blijkt bij het aannemen van nieuwe leerkrachten.

2.3.1. De Verordening is een regeling als bedoeld in het eerste lid van artikel 4 van de Wec en dient naar het oordeel van de Afdeling te worden toegepast in overeenstemming met de daaropvolgende leden van dit artikel. Gelet op de leden 2 en 3 van dit artikel dienen de "overwegende bezwaren tegen het openbaar onderwijs" van artikel 3, tweede lid, van de verordening dan ook te worden verstaan als de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders berustende bezwaren tegen openbaar onderwijs. De keuze voor de - op grond van godsdienstige of levensbeschouwelijke doelstelling niet van het openbaar onderwijs te onderscheiden - neutraal bijzondere prof. Groenschool getuigt, gelet op het voorgaande, niet van dergelijke bezwaren aan de zijde van appellanten.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Angeren w.g. Sparreboom
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2004

195-209.