Uitspraak 200400267/1


Volledige tekst

200400267/1.
Datum uitspraak: 4 augustus 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant] wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 3 december 2003 in het geding tussen:

appellant

en

het college van burgemeester en wethouders van Zuidhorn.

1. Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 17 december 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zuidhorn (hierna: het college) aan het Lauwerscollege vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het verbouwen/vergroten van een schoolgebouw (hoogbouw en laagbouw) op het perceel Reitsema Burchtstraat 4 te Grijpskerk.

Bij besluit van 24 juni 2003 heeft het college het tegen deze besluiten gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de verleende bouwvergunningen gehandhaafd.

Bij uitspraak van 3 december 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 9 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van respectievelijk 7 februari 2004 en 10 februari 2004. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 19 maart 2004 heeft het Lauwerscollege een memorie ingediend. Bij brief van 29 maart 2004 heeft het college van antwoord gediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2004, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door P.W. de Boer, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Daar is ook gehoord het Lauwerscollege, vertegenwoordigd door P. Hovinga en R. de Haan, en bijgestaan door mr. G.M. Metz, gemachtigde.

2. Overwegingen

2.1. Het geschil beperkt zich in hoger beroep tot de vraag of het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.

2.2. De Afdeling volgt appellant niet in zijn betoog dat de rechtbank heeft miskend dat het advies van de welstandscommissie naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit advies niet aan zijn welstandsoordeel ten grondslag had mogen leggen.

Nog daargelaten dat zich in het dossier een kadastrale kaart bevindt, blijkt uit het nadere advies van de welstandscommissie van 17 juni 2003 dat de beoordeling door de welstandscommissie heeft plaatsgevonden op basis van tekeningen, foto’s en een bezoek van de rayonarchitect ter plaatse. Gelet daarop kan uit de omstandigheid dat een situatietekening ontbreekt niet worden afgeleid dat de welstandscommissie over onvoldoende informatie beschikte.

Anders dan appellant stelt is in dat nadere advies voorts voldoende ingegaan op de argumenten, zoals gegeven in het door appellant overgelegde tegenadvies van Nijhoff Korfker Architecten van 19 maart 2003. Waar volgens het laatstgenoemd advies sprake is van een massaal geheel dat geen recht doet aan de schaal van de omgeving, stelt het nader advies van de welstandscommissie daar met betrekking tot de laagbouw tegenover dat geen sprake is van een schaalfout en dat het ruime profiel van de openbare ruimte ruimschoots in tact blijft en met betrekking tot de hoogbouw dat deze ingepast is in de omgeving.

Voorzover appellant zich heeft beroepen op de inmiddels op 28 juni 2004 door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota, overweegt de Afdeling nog dat, daargelaten dat op het onderhavige bouwplan nog de in de bouwverordening neergelegde welstandscriteria van toepassing zijn, ter zitting is vastgesteld dat het perceel niet is gelegen binnen de gebieden “Oude structuur- Grijpskerk” en/of “Dertiger jaren villawijk” maar binnen het gebied “Planmatig ontwikkelde woonwijken”, nader aangeduid met ”17”. Blijkens de welstandsnota gelden voor dit laatste gebied minder strikte voorwaarden en is binnen dat gebied het incidenteel wijzigen van woningen over het algemeen geen probleem.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2004

218-398.