Uitspraak 200306639/1


Volledige tekst

200306639/1.
Datum uitspraak: 28 juli 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2003 in het geding tussen:

de Jordanese Buurtgroep Schievink, gevestigd te Amsterdam

en

appellant.

1. Procesverloop

Bij brief van 28 mei 1999 is de Jordanese Buurtgroep Schievink (hierna: de buurtgroep) meegedeeld dat er geen extra inspraakbijkomst georganiseerd zal worden inzake het plan tot renovatie van een aantal panden behorende tot het project "cluster Schievink".

Bij besluit van 3 september 1999 is het daartegen door de buurtgroep gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 5 september 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd.

Bij besluit van 23 oktober 2001 is het door de buurtgroep gemaakte bezwaar wederom niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 26 augustus 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 1 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 20 januari 2004 is namens de buurtgroep van antwoord gediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het dagelijks bestuur. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. B. Smit, werkzaam bij het stadsdeel Amsterdam-Centrum, en [voorzitter] van de vereniging “Vereniging Jordanese Buurtgroep Schievink” te Amsterdam, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van die wet wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen tevens beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.2. De rechtbank heeft – voor zover hier van belang – overwogen dat de beslissing op bezwaar is genomen op 23 oktober 2001 en dat de vereniging “Vereniging Jordanese Buurtgroep Schievink” op 14 september 2001 haar statuten heeft gedeponeerd, dat blijkens die statuten haar doel is het behoud en herstel van negen panden in de stadsvernieuwingscluster Schievink, dat zij ten tijde van de beslissing op bezwaar de belangen als weergegeven in haar doelstelling behartigde en dat zij derhalve belanghebbende bij het besluit was. Terecht betoogt appellant dat het belang moet bestaan binnen de bezwaartermijn. De conclusie van de rechtbank is dan ook onjuist.

2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 25 juni 2003 in zaak no. 200202381/1 volgt uit artikel 1:2, derde lid, van de Awb dat voor het opkomen in rechte ter behartiging van algemene en collectieve belangen de eis van rechtspersoonlijkheid geldt om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Ten aanzien van de buurtgroep, die stelt voor die belangen op te komen, komt de Afdeling op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting tot de conclusie dat, noch op het moment van de beslissing om geen extra inspraakavond te beleggen, noch binnen de bezwaartermijn, is gebleken van een besluit tot oprichting van een (informele) vereniging of sprake was van een organisatorisch verband met een bestuur. De buurtgroep bezat dan ook geen rechtspersoonlijkheid en was dan ook geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb, zodat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De vraag of voornoemde beslissing een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, behoeft in verband hiermee geen beantwoording.

2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep ongegrond verklaren.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2003, AWB 01/4245;

II. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.

w.g. Bijloos w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2004

27-55.