Uitspraak 200400121/1


Volledige tekst

200400121/1.
Datum uitspraak: 21 juli 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 17 november 2003 in het geding tussen:

appellant

en

het college van burgemeester en wethouders van Veere.

1. Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college) geweigerd appellant vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) alsmede bouwvergunning te verlenen ten behoeve van de bouw van een woning op het perceel kadastraal bekend gemeente Veere, sectie […], nr. […], aan de [locatie] te [plaats].

Bij besluit van 28 januari 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 november 2003, verzonden op diezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 februari 2004. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 10 maart 2004 heeft het college van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. J.A. de Keuning, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. W. Boogaard, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het betoog van appellant dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat alle aan de Fort den Haakweg met toepassing van artikel 19 van de WRO opgerichte gebouwen een recreatieve functie hebben, faalt. Gebleken is dat in het recente verleden ter plaatse geen nieuwe woningen zijn gebouwd. De bouw van een woning bestemd voor permanente bewoning past ook niet binnen het gemeentelijke beleid. Dat beleid is er, naar ter zitting aan de hand van een kaart nader is toegelicht, op gericht het ten noorden van de Noorddijk gelegen gedeelte van de Fort den Haakweg een recreatief karakter te doen behouden en de in geding zijnde percelen een bufferfunctie te laten vervullen ten opzichte van de kern Vrouwenpolder.

Het door appellant bedoelde gebouw ten behoeve van de schietvereniging kan als een (sportieve) recreatieve voorziening worden aangemerkt en past derhalve binnen het beleid van de gemeente.

Voor de bouw van een zendmast voor mobiele telefonie, een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, is een tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de WRO verleend.

De door appellant bedoelde gevallen kunnen derhalve niet op één lijn worden gesteld met de door hem beoogde woning.

2.2. Het betoog van appellant dat de rechtbank zijn verzoek om schadevergoeding had dienen te behandelen, kan evenmin slagen, reeds omdat artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht niet de mogelijkheid biedt om schadevergoeding toe te kennen in geval het beroep ongegrond wordt verklaard.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn w.g. Nolles
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2004

328.