Uitspraak 200307018/1


Volledige tekst

200307018/1.
Datum uitspraak: 23 juni 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 september 2003 in het geding tussen:

appellant

en

de raad van de gemeente Reusel-De Mierden.

1. Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2001 heeft de raad van de gemeente Reusel-De Mierden (hierna: de gemeenteraad) een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening genomen voor de kommen van Reusel, Hooge Mierde, Lage Mierde en Hulsel, een en ander zoals op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte kaarten is aangegeven.

Bij besluit van 2 september 2002 heeft de gemeenteraad het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 11 september 2003, verzonden op 15 september 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 22 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 11 december 2003 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2004, waar appellant in persoon, vergezeld door [gemachtigde] en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door C.A.H. Stolwijk, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Appellant heeft op 1 maart 2001 een exploitatieovereenkomst met de gemeente Reusel-De Mierden gesloten, waarin deze zich heeft verplicht medewerking te verlenen aan het realiseren van 8 à 12 woningen op zijn percelen, die zijn gelegen binnen het gebied waarop het voorbereidingsbesluit ziet.

2.2. De percelen van appellant hebben in het bestemmingsplan “De Hasselt”, dat in november 2001 is goedgekeurd, een woonbestemming.

2.3. Het voorbereidingbesluit is genomen om het gemeentelijk volkshuisvestigingsbeleid te kunnen realiseren. Het is op 19 december 2001 in werking getreden en na één jaar vervallen.

2.4. De Afdeling is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat, gezien de met stukken onderbouwde stelling van appellant, dat ten gevolge van het voorbereidingsbesluit enkele potentiële kopers van zijn bouwgrond hebben afgehaakt, tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt dat appellant door het nemen en het handhaven van het voorbereidingsbesluit ten aanzien van zijn percelen schade kan hebben geleden.

De vraag of appellant inderdaad ten gevolge van het voorbereidingsbesluit schade heeft geleden, en zo ja op welk bedrag die schade dan moet worden begroot, blijft in deze procedure buiten beschouwing. Het gaat appellant er in deze procedure uitsluitend om, evenals destijds in bezwaar en beroep, dat de onrechtmatigheid van het voorbereidingsbesluit, voorzover dat op zijn percelen betrekking heeft, wordt vastgesteld.

Appellant heeft desgevraagd verklaard dat hij zijn schadeclaim aan de rechter wil voorleggen, maar thans nog niet kan zeggen welke rechter hij wenst te adiëren.

Onder deze omstandigheden moet worden geconcludeerd, dat de rechtbank het beroep van appellant ten onrechte wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk heeft verklaard.

2.5. Met betrekking tot het beroep wordt als volgt overwogen.

Blijkens de stukken was de gemeenteraad bij het nemen van de beslissing op bezwaar van mening dat er geen noodzaak bestond om het voorbereidingsbesluit tevens van toepassing te laten zijn op de percelen van appellant, gelet op de daaraan reeds toegekende bestemming.

De gemeenteraad had daarin aanleiding behoren te vinden het voorbereidingsbesluit bij de beslissing op bezwaar te herzien. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de gemeenteraad bevestigd dat de percelen van appellant bij het nemen en handhaven van het voorbereidingsbesluit ten onrechte niet zijn uitgezonderd.

Nu dat is nagelaten moet worden vastgesteld dat het voorbereidingsbesluit, voorzover dat ziet op de percelen van appellant, niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd.

2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellant alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar van 2 september 2002 vernietigen, voorzover die betrekking heeft op de percelen van appellant. Nu, omdat het voorbereidingbesluit inmiddels is komen te vervallen, een nieuwe beslissing op bezwaar enkel kan strekken tot herroeping van de primaire beslissing voorzover die betrekking heeft op de percelen van appellant, acht de Afdeling termen aanwezig om, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, deze primaire beslissing in zoverre te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 2 september 2002 voorzover vernietigd.

2.7. De gemeenteraad dient op na te melden wijze in de proceskosten van appellant te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 september 2003, AWB 02/2874 BESLU;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Reusel-De Mierden van 2 september 2002, 02-062, voorzover het de percelen van appellant betreft;

V. herroept het besluit van de raad van de gemeente Reusel-De Mierden van 17 december 2001, 01-112, voorzover het de percelen van appellant betreft;

VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voorzover dit is vernietigd;

VII. veroordeelt de raad van de gemeente Reusel-De Mierden in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 35,82; dit bedrag dient door de gemeente Reusel-De Mierden te worden betaald aan appellant;

VIII. gelast dat de gemeente Reusel-De Mierden aan appellant de door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierechten (€ 109,00 en 175,00) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Ettekoven w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2004

202.