Uitspraak 200404169/2


Volledige tekst

200404169/2.
Datum uitspraak: 17 juni 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoekers], onderscheidenlijk gevestigd en wonende te [plaats],

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 23 april 2004 in het geding tussen:

verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van Makkum.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel (hierna: het college) aan de Woningstichting De Friese Greiden (hierna: vergunninghouder) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 30 woningen, een supermarkt en drie winkelunits op het perceel, kadastraal bekend gemeente Makkum, sectie A, nummers 4721 en 4093, gelegen aan de Lieuwkemastraat te Makkum.

Bij besluit van 2 maart 2004 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 23 april 2004 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 18 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 juni 2004.
Bij brief van 2 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 juni 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juni 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. R. Reinsma, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Lemstra, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, daar gehoord.

2. Overwegingen

2.1. De voorzieningenrechter heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat verzoekers geen belanghebbenden zijn, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bij het besluit van 28 oktober 2003. De onderhavige procedure leent zich niet voor een beoordeling van de juistheid van dat oordeel. Dit zal in de bodemprocedure dienen te geschieden.

2.2. Wat de uitkomst daarvan ook zal zijn, in hetgeen verzoekers tegen de verlening van de bouwvergunning naar voren hebben gebracht bestaat in ieder geval geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Voorzitter naar de uitspraak van heden in zaak no. 200403739/2.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2004

201.