Uitspraak 200403301/2


Volledige tekst

200403301/2.
Datum uitspraak: 11 juni 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2003 heeft verweerder het verzoek van verzoekster van 10 september 2003 om krachtens de Wet milieubeheer handhavingsmaatregelen te treffen ten aanzien van de woning en veldschuur op het perceel [locatie 1] te [plaats] (hierna: de woning en de veldschuur) afgewezen.

Bij besluit van 16 maart 2004, verzonden 18 maart 2004, heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 18 april 2004, bij de Raad van State ingekomen per fax op 20 april 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 april 2004, bij de Raad van State ingekomen per fax op 20 april 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 mei 2004, waar verzoekster in persoon, bijgestaan door ing. A.M.L. van Rooij, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door J. van Hoeij, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar als partij gehoord [naam partij].

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Verzoekster heeft betoogd dat verweerder haar verzoek van 10 september 2003 ten onrechte heeft afgewezen, nu voor de woning en de veldschuur geen vergunning krachtens de Wet milieubeheer is verleend.

Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting worden de woning en de veldschuur gebruikt als respectievelijk bedrijfswoning en machineloods/berging ten behoeve van de veehouderij op het perceel [locatie 2] te [plaats]. Daartoe is bij besluit van 17 april 2001 een revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend. Dat op de tekening behorende bij deze vergunning een onvolledige kadastrale aanduiding staat vermeld en het gebruik van de woning in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, zoals verzoekster heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. Verweerder was derhalve niet bevoegd om handhavingsmaatregelen krachtens de Wet milieubeheer te treffen ten aanzien van de woning en de veldschuur. Gelet hierop heeft verweerder het verzoek van verzoekster van 10 september 2003 op goede gronden afgewezen.

2.3. Ook in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd met betrekking tot het verweerschrift van verweerder ten behoeve van de hoorzitting van de commissie voor de behandeling van de bezwaar- en beroepschriften ziet de Voorzitter geen reden tot het treffen van een voorlopige voorziening.

2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.

w.g. Brink w.g. Plambeck
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2004

159-399.