Uitspraak 200307512/2


Volledige tekst

200307512/2.
Datum uitspraak: 27 februari 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], gevestigd te [plaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 4 februari 2003 heeft de gemeenteraad van Helmond het bestemmingsplan "4e herziening Hoofdzaken ‘52/hoek Breedijk-Vlierdensedijk" vastgesteld.

Bij besluit van 2 september 2003, nr. 898738/898748, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.

Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 11 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 12 november 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 11 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 12 november 2003, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 februari 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [directeur], en bijgestaan door mr. H.J.A. Ebbeng, gemachtigde, en de raad van de gemeente Helmond, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus en L.F.M. Raaijmakers, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Verweerder heeft meegedeeld geen aanleiding te zien om ter zitting te verschijnen.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Verzoekster stelt dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij kan zich er niet mee verenigen dat het plan de mogelijkheid biedt voor legalisering van een tweetal bedrijfswoningen en de bouw van een derde bedrijfswoning. Daartoe voert verzoekster aan dat het bestemmen van bedrijfswoningen in strijd is met het beleid van verweerder om op bedrijventerreinen geen bedrijfswoningen toe te staan. Voorts is zij beducht dat aan haar meubelfabriek zwaardere milieu-eisen zullen worden gesteld en dat haar uitbreidingsmogelijkheden zullen worden beperkt. Ten slotte voert verzoekster aan dat aan de in de bedrijvenstaat genoemde afstand van 100 meter voor categorie 3 bedrijven niet wordt voldaan.

2.3. De Voorzitter overweegt als volgt.

2.4. De legalisering van de twee bestaande woningen op ongeveer 40 meter van de meubelfabriek van verzoekster brengt geen verandering in de feitelijke situatie. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door de legalisering van de deze woningen op korte termijn beperkingen in haar bedrijfsvoering zal ondervinden. Overigens is ter zitting namens de gemeenteraad onder verwijzing naar een akoestisch onderzoek van 22 oktober 2002 verklaard dat de voor het bedrijf van verzoekster geldende equivalente geluidgrenswaarden ter plaatse van deze woningen niet worden overschreden. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is.

Voorts is gebleken dat de bouw van een derde bedrijfswoning aan de Breedijk, op ongeveer 100 meter van de fabriek van verzoekster, door de ter plaatse aanwezige bedrijfsbebouwing thans niet mogelijk is en dat evenmin te verwachten valt dat daarvoor op korte termijn een aanvraag om een sloop- en bouwvergunning zal worden ingediend.

2.5. Gelet op het voorgaande ontbreekt de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste onverwijlde spoed. Het verzoek komt derhalve niet voor inwilliging in aanmerking.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van Staat.

w.g. Dolman w.g. De Groot
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2004

210.