Uitspraak 200301701/1


Volledige tekst

200301701/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Dinteloord,

tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 18 februari 2003 in het geding tussen:

appellant

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.

1. Procesverloop

Bij besluit van 20 augustus 2001 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) de nieuwe wegenlegger (nr. 773938) van de gemeente Steenbergen vastgesteld. Hierin is opgenomen dat de Galgendijk een openbare weg is van de grens van de bebouwde kom van Dinteloord op 7.00 meter ten zuidwesten van de oosthoek van het perceel [locatie sub 1], sectie […]. nr. […] in noordoostelijke richting tot de zuidoosthoek van het perceel [locatie sub 2], sectie […], nr. […].

Bij besluit van 14 december 2001 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 februari 2003, verzonden op 19 februari 2003, heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 14 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 19 maart 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 april 2003. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 17 juni 2003 heeft het college van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2003, waar appellant in persoon, het college, vertegenwoordigd door mr. W.T. Creusen-Wiggers, ambtenaar bij de provincie, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen, vertegenwoordigd door C. Suijkerbuijk, ambtenaar bij de gemeente Steenbergen, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 7 van de Wegenwet heeft een weg opgehouden openbaar te zijn wanneer hij gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor een ieder toegankelijk is geweest of wanneer hij door het bevoegd gezag aan het openbaar verkeer is onttrokken.

Ingevolge artikel 49 van de Wegenwet wordt een weg, welke op de legger voorkomt, aangemerkt als te zijn openbaar onder geen andere dan de uit de legger blijkende beperkingen in het gebruik, tenzij bewezen mocht worden dat na de vaststelling van de legger of na de wijziging, waarbij de weg op de legger is gebracht, de weg heeft opgehouden openbaar te zijn.

2.2. Appellant, die eigenaar is van het perceel [locatie sub 2], sectie […], nr. […], stelt zich op het standpunt dat het gedeelte van de Galgendijk dat gelegen is op zijn perceel niet openbaar is.

Gelet op de bij de wegenlegger behorende overzichtskaart en de kadastrale kaart, welke door het college als basiskaart is gebruikt bij het vaststellen van de wegenlegger, en de ter zitting gegeven toelichting, is voor de Afdeling genoegzaam komen vast te staan dat het punt waar de weg over het perceel, sectie […], nr. […], eindigt moet worden aangemerkt als de zuidoosthoek van dat perceel. Derhalve heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geconcludeerd dat ook het weggedeelte dat zich op dit aan appellant toebehorende perceel bevindt tot het openbare gedeelte van de Galgendijk behoort. Dat vorenbedoelde zuidoosthoek van het perceel van appellant op een veldwerkkaart is aangeduid als de zuidwesthoek van het perceel doet hieraan niet af, nu de kadastrale kaart als basiskaart heeft gediend bij de bepaling van de windrichtingen en de vaststelling van de wegenlegger, en niet de veldwerkkaart.

2.3. Vast staat dat het betwiste weggedeelte met dezelfde omschrijving als in de wegenlegger van 20 augustus 2001 eveneens in de wegenlegger van 2 januari 1996, no. 360849, van de voormalige gemeente Dinteloord als openbare weg is opgenomen. Daartegen heeft appellant geen rechtsmiddel ingesteld. Uit artikel 49 in verbinding met artikel 7 van de Wegenwet volgt dat, nu sinds de vaststelling van de legger van 2 januari 1996 nog geen termijn van 30 jaar is verstreken, en voorts het betwiste deel van de Galgendijk niet aan het openbaar verkeer is onttrokken, reeds daarom van openbaarheid van het betwiste deel van de Galgendijk moet worden uitgegaan. Op de door appellant aangevoerde omstandigheden die zich vóór 2 januari 1996 hebben voorgedaan wordt, reeds gelet daarop, niet ingegaan.

De door appellant aangevoerde omstandigheid dat het einde van de Galgendijk niet geschikt is om te keren, doet - wat hier van zij - aan het vorenstaande niet af. In onderhavige procedure is enkel relevant of het betwiste gedeelte van de Galgendijk al dan niet terecht is aangemerkt als openbaar.

Evenmin doet aan het vorenstaande af dat het betwiste deel van de Galgendijk gelegen is op het perceel waarvan appellant eigenaar is. Hieruit volgt niet dat dit deel van de Galgendijk om die reden niet openbaar is, aangezien ook in particulier eigendom zijnde wegen openbaar kunnen zijn in de zin van de Wegenwet.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.

w.g. Van den Brink w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2004

91-450.