Uitspraak 202306413/1/R4
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:619
- Datum uitspraak
- 19 februari 2025
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 12 april 2023 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het ophogen met asbestvervuilde grond uit de weg Park de Horn te Dirkshorn van gronden naast het perceel Park de Horn 749 afgewezen. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie] in Dirkshorn. Hij heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen op 13 december 2022 verzocht om handhavend op te treden tegen het ophogen van gronden naast zijn loods op het perceel [locatie] te Dirkshorn. Op die gronden zijn 4 parkeerplaatsen aanwezig. [appellant] schrijft in zijn verzoek dat die parkeerplaatsen zijn opgehoogd met asbestvervuilde grond van de weg Park de Horn. Het college heeft het verzoek om handhavend op te treden bij brief van 28 december 2022 doorgezonden aan de staatssecretaris.
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
202306413/1/R4.
Datum uitspraak: 19 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, thans: de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 april 2023 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het ophogen met asbestvervuilde grond uit de weg Park de Horn te Dirkshorn van gronden naast het perceel Park de Horn 749 afgewezen.
Bij besluit van 15 september 2023 heeft de staatssecretaris het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar onder aanvulling van de motivering van het besluit van 12 april 2023 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 20 januari 2025, waar [appellant] en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.A. van Werkhoven en drs. F.K. Siegersma, zijn verschenen. Voorts zijn op de zitting Lecc Vastgoed B.V. en Lecc Exploitatie de Horn B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie] in Dirkshorn. Hij heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen op 13 december 2022 verzocht om handhavend op te treden tegen het ophogen van gronden naast zijn loods op het perceel [locatie] te Dirkshorn (hierna: het perceel). Op die gronden zijn 4 parkeerplaatsen aanwezig. [appellant] schrijft in zijn verzoek dat die parkeerplaatsen zijn opgehoogd met asbestvervuilde grond van de weg Park de Horn.
2. Het college heeft het verzoek om handhavend op te treden bij brief van 28 december 2022 doorgezonden aan de staatssecretaris.
Bij besluit van 12 april 2023 heeft de staatssecretaris het verzoek afgewezen. Uit het besluit volgt dat de weg Park de Horn in enige mate asbesthoudend is, maar dat de concentratie asbest onder de totale gewogen concentratie van 100 milligram per kilogram droge stof ligt. Omdat puin van deze weg is gebruikt bij de parkeerplaatsen, heeft de staatssecretaris zich in het besluit op het standpunt gesteld dat de uitzondering uit artikel 2, tweede lid, van het Besluit asbestwegen milieubeheer (hierna: het Bam) van toepassing is op de parkeerplaatsen, zodat geen sprake is van een overtreding van artikel 2, eerste lid, van het Bam.
Bij besluit van 15 september 2023 heeft de staatssecretaris het hiertegen door [appellant] gemaakte bezwaar onder aanvulling van de motivering van het besluit van 12 april 2023 ongegrond verklaard. In het besluit van 15 september 2023 heeft de staatssecretaris zich daarnaast op het standpunt gesteld dat ook de uitzonderingssituatie uit artikel 2, derde en vierde lid, van het Bam van toepassing is op de parkeerplaatsen.
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Is sprake van een overtreding?
4. [appellant] betoogt dat de staatssecretaris zijn verzoek om handhavend op te treden ten onrechte heeft afgewezen. Volgens hem zijn de parkeerplaatsen wel opgehoogd met puin van een weg die asbest bevat en is sprake van een overtreding van artikel 2, eerste lid, van het Bam. Daartoe wijst [appellant] erop dat de asbesthoudende weg Park de Horn is gefreesd en dat het daarbij vrijgekomen vervuilde puin vervolgens is verplaatst en verspreid over de parkeerplaatsen. Hij vreest dat bij regen de asbesthoudende stof die in het puin aanwezig is, in de grond onder de loods op zijn perceel terecht zal komen en die grond daardoor wordt verontreinigd.
4.1. De Afdeling stelt vast dat de parkeerplaatsen gebruikt kunnen worden door rij- of ander verkeer, zodat die kunnen worden gekwalificeerd als weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, van het Bam. Dit is tussen partijen niet in geschil.
4.2. De Afdeling is van oordeel dat de staatssecretaris in het besluit van 15 september 2023 terecht heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een overtreding van artikel 2, eerste lid, van het Bam, te weten het voorhanden hebben van een weg die asbest bevat. De staatssecretaris heeft in het besluit van 15 september 2023 terecht geconcludeerd dat de uitzondering uit artikel 2, tweede lid, van het Bam van toepassing is. Hierbij is het volgende van belang.
Partijen zijn het erover eens dat puin van de weg Park de Horn is gebruikt om de parkeerplaatsen op te hogen. Uit het rapport "Verkennend bodemonderzoek Kabel- en leidingtracé ter plaatse van Park de Horn 1 te Dirkshorn" van Stantec van 4 september 2018 volgt dat delen van de weg Park de Horn weliswaar asbest bevatten, maar dat op alle toetslocaties de asbestconcentraties onder de totale gewogen concentratie van 100 milligram per kilogram droge stof liggen. De staatssecretaris heeft terecht geconcludeerd dat nu het puin van de weg Park de Horn een asbestconcentratie bevat onder de totale gewogen concentratie van 100 milligram per kilogram droge stof, de asbestconcentratie van de parkeerplaatsen evenmin boven de totale gewogen concentratie van 100 milligram per kilogram droge stof uitkomt. Alleen al om deze reden overtreden de eigenaren van de parkeerplaatsen niet artikel 2, eerste lid, van het Bam. De staatssecretaris was dus in zoverre niet bevoegd handhavend op te treden.
Het betoog slaagt niet.
5. Voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van [appellant] om het college op te dragen handhavend op te treden tegen het ophogen van de parkeerplaatsen met 30 cm, is in deze procedure geen plaats. In deze procedure is het besluit van 15 september 2023 aan de orde. Dat besluit is genomen door de staatssecretaris. Het college is geen partij in deze procedure. Alleen al om die reden is er geen aanleiding voor een inhoudelijke beoordeling van dat verzoek.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025
776-1096
Bijlage
Bam
Artikel 1
"1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
d. weg: weg, pad, erfverharding of gedeelte daarvan, alsmede andere grond die bestemd is om door rij- of ander verkeer te worden gebruikt;
[…]"
Artikel 2
"1. Het is verboden een weg die asbest bevat, voorhanden te hebben.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een weg, waarvan de eigenaar heeft aangetoond dat de concentratie serpentijnasbest vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest ten hoogste 100 milligram per kilogram is. De bepaling van de serpentijn- en amfiboolasbestconcentratie vindt plaats volgens NEN 5897; bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven omtrent de toepassing van NEN 5897.
3. Het eerste lid is voorts niet van toepassing op een weg, waarvan de eigenaar heeft aangetoond dat het asbest voor 1 juli 1993 is aangebracht en waarvan het asbest is afgeschermd door een verharding die geen asbest bevat en die voldoet aan C.R.O.W.-publicatie 81, uitgave januari 1994. De verharding bestaat uit asfalt, klinkers of beton.
4. Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op een asbestbevattende weg die voldoet aan bij ministeriële regeling gegeven voorschriften."