Uitspraak 201909080/2/A3
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:455
- Datum uitspraak
- 12 februari 2025
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 17 april 2018 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat beslist op een verzoek van RTL om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. RTL heeft bij brief van 10 januari 2018 op grond van de Wob verzocht om diverse stukken over het neerhalen van de vlucht MH17 boven Oost-Oekraïne op 17 juli 2014, waaronder de in dit geding van belang zijnde "alle meldingen uit Eccairs uit 2014 over Oekraïne". Eccairs staat voor "European Coordination Centre for Accident and Incident Reporting Systems". Het bestaat uit een geheel van Europese gegevensbanken waarin informatie en meldingen over incidenten of voorvallen in de burgerluchtvaart zijn opgenomen. RTL wil weten wat de Nederlandse overheid wist over voorvallen rondom de ramp met de MH17. De minister heeft twee meldingen aangetroffen, maar heeft het verzoek om openbaarmaking daarvan afgewezen. Volgens de minister is op de gevraagde informatie een bijzondere openbaarmakingsregeling van toepassing. Volgens de minister is artikel 7.2 van de Wet luchtvaart een uitputtende, de Wob opzij zettende bepaling. De rechtbank heeft het beroep van RTL ongegrond verklaard.
- Hoger beroep
- Openbaarheid
201909080/2/A3.
Datum uitspraak: 12 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
RTL Nederland B.V. en RTL Nieuws B.V., beiden gevestigd te Hilversum (hierna tezamen in enkelvoud: RTL),
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 november 2019 in zaak nr. 18/4363 in het geding tussen:
RTL
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2018 heeft de minister beslist op een verzoek van RTL om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob).
Bij besluit van 17 oktober 2018 heeft de minister het door RTL daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 november 2019 heeft de rechtbank het door RTL daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft RTL hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2021, waar RTL, vertegenwoordigd door R.J.E. Vleugels, juridisch adviseur, en [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. S.H. Nienhuis en K.E. Beumkes, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en RTL en de minister schriftelijk medegedeeld dat zij overweegt om het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) te verzoeken bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op een aantal vragen. Daarbij zijn de vragen in concept aan hen toegestuurd.
RTL en de minister hebben hierop gereageerd.
Bij verwijzingsuitspraak van 29 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1814, 201909080/1/A3, heeft de Afdeling het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op vragen gesteld over de uitleg van Verordening nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart (hierna: Verordening Voorvallen).
Bij arrest van 18 januari 2024, ECLI:EU:C:2024:54, C‑451/22, heeft het Hof de prejudiciële vragen uit de verwijzingsuitspraak van 29 juni 2022 beantwoord.
De Afdeling heeft RTL en de minister in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het arrest naar voren te brengen. Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw op een zitting behandeld op 5 juli 2024, samen met zaak nr. 202200517/4/A3. Op de zitting zijn verschenen de minister, vertegenwoordigd door mr. S.H. Nienhuis, K.E. Beumkes, ir. S. Oudakker en R. Molendijk, en RTL, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door R.J.E. Vleugels, juridisch adviseur.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid in werking getreden. Het besluit op bezwaar dat in deze procedure ter beoordeling staat, is genomen voor 1 mei 2022. Dat betekent dat voor de beoordeling van dit geding de Wob nog van toepassing is (zie de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1699, onder 1.2).
Het relevante wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. RTL heeft bij brief van 10 januari 2018 op grond van de Wob verzocht om diverse stukken over het neerhalen van de vlucht MH17 boven Oost-Oekraïne op 17 juli 2014, waaronder de in dit geding van belang zijnde "alle meldingen uit Eccairs uit 2014 over Oekraïne". Eccairs staat voor "European Coordination Centre for Accident and Incident Reporting Systems". Het bestaat uit een geheel van Europese gegevensbanken waarin informatie en meldingen over incidenten of voorvallen in de burgerluchtvaart zijn opgenomen. Zoals RTL ter zitting heeft toegelicht, wil zij weten wat de Nederlandse overheid wist over voorvallen rondom de ramp met de MH17.
De minister heeft twee meldingen aangetroffen, maar heeft het verzoek om openbaarmaking daarvan afgewezen. Volgens de minister is op de gevraagde informatie een bijzondere openbaarmakingsregeling, namelijk artikel 7.2 van de Wet luchtvaart, gelezen in samenhang met de Verordening Voorvallen, van toepassing. Volgens de minister is artikel 7.2 van de Wet luchtvaart een uitputtende, de Wob opzij zettende bepaling.
3. De rechtbank heeft het beroep van RTL ongegrond verklaard.
De verwijzingsuitspraak
4. In de verwijzingsuitspraak is de Afdeling ingegaan op de vraag of met de Wet luchtvaart uitvoering wordt gegeven aan de Verordening Voorvallen. De Afdeling twijfelde of de wetgever in de artikelen 7.1 en 7.2 van de Wet luchtvaart binnen de grenzen van de Verordening Voorvallen is gebleven. In deze artikelen wordt namelijk gesteld dat geen enkel gegeven uit de meldingen openbaar mag worden gemaakt, terwijl artikel 15, eerste lid, van de Verordening Voorvallen bepaalt dat een passende vertrouwelijkheid moet worden gewaarborgd ten aanzien van de bijzonderheden over voorvallen. Wat echter onder 'bijzonderheden over voorvallen' en 'passende vertrouwelijkheid' moet worden verstaan, was de Afdeling in de verwijzingsuitspraak niet duidelijk geworden. Daarnaast heeft de Afdeling erop gewezen dat artikel 15 van de Verordening Voorvallen moet worden uitgelegd in het licht van de door artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: EU Handvest) beschermde vrijheid van meningsuiting en informatie. Een absoluut verbod op openbaarmaking zou op gespannen voet kunnen staan met de vrijheid van meningsuiting en informatie.
De Afdeling heeft aannemelijk geacht dat de informatie niet alleen in meldingen in Eccairs, maar ook in nationale gegevensbanken en verder in documenten, zoals beleidsstukken, is opgenomen. De Afdeling heeft in de Verordening Voorvallen geen regeling aangetroffen voor specifieke belanghebbenden voor het vragen van toegang tot en het mogen ontvangen van bepaalde informatie uit de nationale gegevensbank. Evenmin is duidelijk hoe moet worden omgegaan met ambtelijke vervolgdocumenten die deels bestaan uit informatie uit ontvangen meldingen, maar deels ook niet.
5. Daarom heeft de Afdeling bij de verwijzingsuitspraak het Hof de volgende vragen voorgelegd:
1. Wat moet worden verstaan onder "bijzonderheden over voorvallen" en "passende vertrouwelijkheid" als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Verordening Voorvallen en in het licht van het in artikel 11 van het EU Handvest en artikel 10 van het EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting en informatie?
2. Moet artikel 15, eerste lid, van de Verordening Voorvallen, in het licht van het in artikel 11 van het EU Handvest en artikel 10 van het EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting en informatie, aldus worden uitgelegd dat het verenigbaar is met een nationale regel zoals aan de orde in het hoofdgeding op grond waarvan geen enkel gegeven ontvangen uit gemelde voorvallen openbaar mag worden gemaakt?
3. Indien vraag 2 ontkennend wordt beantwoord: is het de bevoegde nationale instantie toegestaan om een algemene nationale regeling betreffende openbaarmaking toe te passen, op grond waarvan informatie niet verstrekt wordt, voor zover het verstrekken hiervan niet opweegt tegen de belangen gemoeid met bijvoorbeeld betrekkingen met andere staten en internationale organisaties, inspectie, controle en toezicht door bestuurlijke instanties, de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het voorkomen van onevenredige bevoordeling en benadeling van natuurlijke personen en rechtspersonen?
4. Maakt het, wanneer de algemene nationale regeling betreffende openbaarmaking wordt toegepast, verschil of het gaat om informatie in de nationale gegevensbank of om informatie uit of over meldingen die in andere documenten, bijvoorbeeld beleidstukken, is opgenomen?
Het arrest
6. In het arrest, vanaf punt 46, heeft het Hof artikel 15 van de Verordening Voorvallen uitgelegd aan de hand van de bewoordingen van de bepaling, de context ervan en de doelstellingen die worden nagestreefd met de regeling waarvan deze bepaling deel uitmaakt. "Bijzonderheden" in de zin van de Verordening omvatten volgens het Hof alle ‘informatie’ die de bevoegde nationale autoriteiten in welke vorm dan ook via de meldings- en rapportagesystemen hebben verzameld, over gebeurtenissen die een luchtvaartuig, de inzittenden of andere personen in gevaar brengen of kunnen brengen, ongeacht of het gaat om incidenten, ernstige incidenten of ongevallen. Die informatie omvat zowel de informatie die door de bevoegde nationale autoriteiten wordt verzameld na melding van een gebeurtenis die een luchtvaartuig, de inzittenden of andere personen in gevaar brengt of kan brengen, als de andere in de nationale gegevensbanken en het Europees centraal register opgeslagen informatie, in het bijzonder de informatie in de verslagen, de rapporten en de andere documenten of bescheiden die door deze autoriteiten zijn opgesteld of samengesteld naar aanleiding van een dergelijke melding. Wat betreft de context en doelstellingen heeft het Hof overwogen dat de Verordening Voorvallen tot doel heeft om de veiligheid van de luchtvaart in de Unie te verbeteren door ervoor te zorgen dat relevante veiligheidsinformatie met betrekking tot de burgerluchtvaart wordt gemeld, verzameld, opgeslagen, beschermd, uitgewisseld, verspreid en geanalyseerd. De in artikel 15 van de verordening vastgestelde, strikte geheimhoudingsplicht vormt volgens het Hof zowel een centraal als een noodzakelijk onderdeel van het stelsel van toezicht en controle dat die verordening instelt ter verbetering van de veiligheid van de luchtvaart. Het Hof heeft verduidelijkt dat de begrippen ‘passend’ en ‘afdoende’ niet zien op vertrouwelijkheid als zodanig, maar op de bescherming of waarborging van de vertrouwelijkheid. Artikel 15 verzet zich bijgevolg niet tegen een nationale regeling op grond waarvan een volledige en absolute vertrouwelijkheid geldt voor alle informatie, in welke vorm dan ook, die een bevoegde nationale autoriteit heeft verzameld.
6.1. Het Hof heeft vervolgens vanaf punt 65 van het arrest beoordeeld of de uit artikel 15 van de Verordening Voorvallen voortvloeiende beperking van artikel 11 van het EU Handvest voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden van artikel 52, eerste lid, van het EU Handvest. In dit geval is de beperking bij wet gesteld, namelijk in artikel 15 van de Verordening Voorvallen. Volgens het Hof wordt geen afbreuk gedaan aan de wezenlijke inhoud van artikel 11 van het EU Handvest. Daarbij heeft zij onder meer betrokken dat artikel 15 van de Verordening Voorvallen het publiek en mediabedrijven niet belet om uit andere bronnen of met andere middelen informatie te vergaren. Ook heeft het Hof de beperking noodzakelijk geacht voor het nastreven van een door de Unie erkende doelstelling van algemeen belang - in dit geval: de veiligheid van het luchtverkeer waarborgen en te zorgen voor een hoog uniform veiligheidsniveau in de burgerluchtvaart in Europa - en de beperking evenredig geacht aan deze doelstelling. Een geheimhoudingsverplichting kan noodzakelijk zijn om het vertrouwen van betrokkenen te behouden en hen te beschermen dat de verstrekte informatie openbaar wordt gemaakt. Ook al verhindert artikel 15 dat eenieder vrijelijk toegang heeft tot de informatie, het belet niet dat de bevoegde nationale autoriteiten of rechterlijke instanties in bepaalde specifieke situaties en onder strikte voorwaarden ambtshalve besluiten om een deel van deze informatie openbaar te maken. Het Hof wijst er daarnaast op dat Lidstaten overzichten kunnen publiceren, met name door middel van geaggregeerde en geanonimiseerde informatie, maar ook meldingen van specifieke voorvallen, mits deze worden geanonimiseerd. Het Hof heeft geoordeeld dat de geheimhoudingsplicht evenredig wordt geacht aan het nagestreefde doel. De Uniewetgever heeft gestreefd naar een billijk evenwicht tussen de doelstellingen en de betrokken openbare en particuliere rechten en belangen en heeft dit evenwicht daadwerkelijk bereikt.
6.2. Gelet op het antwoord op de eerste en de tweede vraag heeft het Hof de derde en de vierde vraag niet beantwoord.
Reacties op het arrest
7. RTL voert aan dat het Hof het grote maatschappelijk belang bij toegang tot de originele meldingen niet of nauwelijks in het arrest heeft meegewogen. RTL noemt in dit verband een mogelijke (mede-)aansprakelijkheid van de Nederlandse staat bij de MH17-ramp. Het Hof toetst weliswaar aan het EU Handvest, maar in het arrest wordt niet ingegaan op de rol van artikel 10 van het EVRM. Volgens RTL staat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) boven het (EU-)Hof. In het geval de originele Eccairs-meldingen moeten worden geweigerd, mag het niet zo zijn dat er geen enkele openbaarheid over de feiten in die meldingen wordt gegeven. Er moet een manier zijn waarop de Wob-verzoeker alsnog zoveel mogelijk kan worden bediend. Uit het arrest wordt echter niet duidelijk wat het oordeel van het Hof betekent voor het maken van samengevatte versies van de Eccairs-meldingen.
8. De minister stelt dat het Hof zijn standpunt bevestigt dat in dit geval een vertrouwelijkheidsregeling geldt die tot gevolg heeft dat RTL geen recht heeft op toegang tot gegevens ontvangen uit een melding over een voorval.
Beoordeling door de Afdeling
9. De uitleg die het Hof heeft gegeven aan artikel 15 van de Verordening Voorvallen, is duidelijk. Het Hof legt de begrippen ‘bijzonderheden over voorvallen’ en ‘passende vertrouwelijkheid’ ruim uit. Zoals in punt 61 van het arrest staat, geldt voor alle informatie over een voorval op het gebied van de luchtvaartveiligheid waarover de bevoegde nationale autoriteiten beschikken een vertrouwelijkheidsregeling die tot gevolg heeft dat het publiek en zelfs een mediabedrijf geen recht heeft op toegang tot die informatie. Het gaat om alle informatie afkomstig uit meldingen, in welke vorm die informatie dan ook is neergelegd. Artikel 15 van de Verordening Voorvallen verzet zich blijkens punt 63 van het arrest niet tegen een nationale regeling op grond waarvan voor die informatie een regeling van volledige en absolute vertrouwelijkheid geldt.
9.1. Anders dan RTL stelt, bestaat er geen rangorde tussen het Hof en het EHRM. RTL stelt terecht dat het Hof niet uitdrukkelijk heeft getoetst aan artikel 10 van het EVRM waarin onder meer het recht op vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen is neergelegd. Dat neemt niet weg dat het Hof in zijn arrest van 26 april 2022, Polen/Parlement en Raad, EU:C:2022:297, C-401/19, punt 44, heeft overwogen dat de door artikel 11 van het EU Handvest gewaarborgde rechten, waaronder het recht op vrijheid van informatie, dezelfde inhoud en reikwijdte hebben als de door artikel 10 van het EVRM gewaarborgde rechten. Dit volgt volgens het Hof uit de toelichtingen bij het EU Handvest (PB 2007, C 303, blz. 17) en is ook in overeenstemming met artikel 52, derde lid, van het EU Handvest. De Afdeling wijst in dit verband ook op de preambule van het EU-Handvest, waaruit volgt dat het EU-Handvest de rechten bevestigt die voortvloeien uit het EVRM en de rechtspraak van het EHRM.
9.2. In punt 71 en 72 van het arrest heeft het Hof overwogen dat artikel 15 van de Verordening Voorvallen afbreuk kan doen aan het in artikel 11 van het EU Handvest neergelegde rechten, aangezien dat artikel eenieder, en meer in het bijzonder de media, in het algemeen toestaat om informatie te ontvangen. Niettemin concludeert het Hof in punt 76 van het arrest dat artikel 15 geen afbreuk doet aan de wezenlijke inhoud van het in artikel 11 van het EU Handvest neergelegde recht. Deze conclusie geldt gelet op punt 72 van het arrest ongeacht het voorval waarop de informatie betrekking heeft en dus ongeacht het belang dat die informatie eventueel voor het publiek zou kunnen hebben. Hierbij heeft het Hof er in punt 74 op gewezen dat artikel 15 alleen van toepassing is op informatie over ongevallen, ernstige incidenten of andere voorvallen die een aanzienlijk risico voor de veiligheid van de luchtvaart kunnen vormen en die de bevoegde overheidsinstanties krachtens deze verordening verzamelen of ter beschikking hebben. Dat belet het publiek en de mediabedrijven dus niet om uit andere bronnen of met andere methoden informatie te verzamelen. De Afdeling ziet gelet hierop geen aanleiding voor het oordeel dat het Hof het grote maatschappelijk belang bij toegang tot de meldingen niet of nauwelijks heeft meegewogen.
Naar het oordeel van de Afdeling kan het arrest niet anders worden uitgelegd dan dat artikel 15 van de Verordening Voorvallen geen ruimte laat voor het openbaar maken van samengevatte versies van de Eccairs-meldingen met de door RTL genoemde ‘naakte feiten’. Ook ‘naakte feiten’ zijn bijzonderheden over voorvallen. En gelet op punt 51 van het arrest betreft de geheimhoudingsplicht ook de informatie in andere documenten of bescheiden die de autoriteiten hebben opgesteld of samengesteld naar aanleiding van een melding. Dat een dergelijke wijze van openbaarmaking niet mogelijk is, is indachtig artikel 11 van het EU Handvest niet onevenredig. Zoals het Hof ook heeft overwogen, is het niet zo dat er geen enkele openbaarheid wordt gegeven over de feiten in Eccairs-meldingen. De minister heeft onweersproken gesteld dat hij jaarlijks een veiligheidsoverzicht publiceert, zoals bedoeld in artikel 13, elfde lid, van de Verordening Voorvallen. Ook kan de minister gelet op artikel 13, elfde lid, meldingen van specifieke voorvallen publiceren, mits deze worden geanonimiseerd. Ook kan RTL zelf, zoals reeds is opgemerkt, uit andere bronnen of met andere middelen informatie vergaren over het neerhalen van MH17.
9.3. De Afdeling ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat artikel 11 van het EU Handvest of artikel 10 van het EVRM in de weg staan aan de regeling in artikel 15 van de Verordening Voorvallen. Dit betekent in dit geval dat artikel 7.2, eerste lid, van de Wet luchtvaart, waarin staat dat de gegevens uit meldingen over voorvallen niet openbaar zijn, niet in strijd is met artikel 15 van de Verordening Voorvallen. Artikel 7.2, eerste lid, van de Wet luchtvaart geeft op juiste wijze uitvoering aan de opdracht van de Uniewetgever dat de Lidstaten de nodige maatregelen nemen om een passende vertrouwelijkheid te waarborgen van de bijzonderheden over voorvallen. Het voorgaande betekent dat de minister terecht heeft geoordeeld dat voor de aangetroffen twee meldingen de Wet luchtvaart als een bijzondere openbaarmakingsregeling geldt, die de Wob opzij zet. Dat betekent ook dat de minister niet op grond van artikel 7 van de Wob mag bezien of hij een samenvatting van de meldingen maakt of inlichtingen daaruit verschaft.
9.4. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
10. In overweging 7.2 van de verwijzingsuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister het verzoek van RTL te beperkt heeft opgevat en geen volledige zoekslag heeft verricht. Het verzoek had, anders dan de minister stelde, ook betrekking op meldingen van anderen dan die de ILT in Eccairs heeft geplaatst en op ambtelijke vervolgdocumenten van de gevraagde meldingen. De rechtbank heeft daargelaten of de ambtelijke vervolgdocumenten onder het verzoek vielen. De rechtbank heeft niets overwogen over de meldingen van anderen dan die de ILT in Eccairs heeft geplaatst. Deze hogerberoepsgrond is in zoverre terecht voorgedragen.
Dit leidt echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Gelet op het arrest van het Hof moet namelijk worden geoordeeld dat de informatie die onder het ruimere verzoek valt ook onder de strikte geheimhoudingsplicht valt. Zo die informatie er al is, betekent dat dat ook voor die documenten de Wet luchtvaart een lex specialis vormt en RTL niet met een beroep op de Wob openbaarmaking van die informatie kan verzoeken.
11. Anders dan in de verwijzingsuitspraak is gesuggereerd, is het hoger beroep van RTL daarom ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Proceskosten
12. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. J.W. van de Gronden en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Wissels
voorzitter
w.g. Konings
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2025
612
BIJLAGE | Wettelijk kader
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
Artikel 10 (Vrijheid van meningsuiting)
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (EU Handvest)
Artikel 11 De vrijheid van meningsuiting en van informatie
1. Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.
2. De vrijheid en de pluriformiteit van de media worden geëerbiedigd.
Artikel 52 Reikwijdte en uitlegging van de gewaarborgde rechten en beginselen
1. Beperkingen op de uitoefening van de in dit Handvest erkende rechten en vrijheden moeten bij wet worden gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen. Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel kunnen slechts beperkingen worden gesteld, indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
2. […].
3. Voor zover dit Handvest rechten bevat die corresponderen met rechten welke zijn gegarandeerd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zijn de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde als die welke er door genoemd verdrag aan worden toegekend. Deze bepaling verhindert niet dat het recht van de Unie een ruimere bescherming biedt.
[…]
Artikel 53 Beschermingsniveau
Geen van de bepalingen van dit Handvest mag worden uitgelegd als zou zij een beperking vormen van of afbreuk doen aan de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden welke binnen hun respectieve toepassingsgebieden worden erkend door het recht van de Unie, het internationaal recht en de internationale overeenkomsten waarbij de Unie of alle lidstaten partij zijn, met name het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, alsmede door de grondwetten van de lidstaten.
Verordening nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart (Verordening Voorvallen)
Artikel 15 (Vertrouwelijkheid en passend gebruik van informatie)
1. De lidstaten en de organisaties, overeenkomstig hun nationale recht, alsook het Agentschap, nemen de nodige maatregelen om een passende vertrouwelijkheid te waarborgen van de bijzonderheden over voorvallen die zij overeenkomstig de artikelen 4, 5 en 10 hebben ontvangen.
Elke lidstaat, elke in een lidstaat gevestigde organisatie of het Agentschap verwerkt persoonsgegevens uitsluitend voor zover dit nodig is voor het doel van deze verordening, en onverminderd de nationale wetgevingshandelingen ter omzetting van Richtlijn 95/46/EG.
2. Onverminderd het bepaalde inzake de bescherming van veiligheidsinformatie in de artikelen 12, 14 en 15 van Verordening (EU) nr. 996/2010 wordt informatie afgeleid uit voorvalmeldingen uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor die informatie is verzameld.
De lidstaten, het Agentschap en de organisaties stellen de informatie over voorvallen niet ter beschikking of gebruiken deze niet:
a) om schuld of aansprakelijkheid vast te stellen, of
b) voor een ander doel dan het in stand houden of verbeteren van de veiligheid van de luchtvaart.
[…]
Wet luchtvaart (zoals gold ten tijde van belang)
Artikel 7.1, eerste lid
Voorvallen worden gemeld aan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
Artikel 7.2
1. Gegevens ontvangen uit een in artikel 7.1, eerste lid, bedoelde melding, dan wel ontvangen van een lidstaat van de Europese Unie naar aanleiding van een soortgelijke melding in die lidstaat, zijn niet openbaar.
2. Iedere instantie met regelgevende bevoegdheid op het gebied van de veiligheid in de burgerluchtvaart of met onderzoeksbevoegdheid voor ongevallen en incidenten die zich in de Europese Gemeenschap voordoen, heeft toegang tot de in het eerste lid bedoelde gegevens.
3. Bij het registreren van de melding worden geen namen en adressen van individuele personen opgenomen.
Minister I&W hoeft geen informatie over voorvallen in de luchtvaart openbaar te maken
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vandaag (12 februari 2025) uitspraak gedaan in twee rechtszaken die gaan over het openbaar maken van informatie over voorvallen in de luchtvaart. In de ene zaak gaat het om een verzoek van RTL Nieuws aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat om informatie over het neerhalen van vlucht MH17 boven Oost-Oekraïne. In de andere zaak gaat het om een verzoek van AVROTROS aan de minister om informatie over de veiligheid van vliegverkeer op Schiphol. In beide rechtszaken stond dezelfde vraag centraal: kan deze informatie met een verzoek op de toenmalige Wet openbaarheid van bestuur (Wob) worden opgevraagd?
Nee, zo luidt het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak. De Wet luchtvaart bevat een bijzondere openbaarmakingsregeling die de toenmalige Wob opzijzet. RTL en AVROTROS kunnen niet met een beroep op de Wob verzoeken om deze informatie openbaar te maken.
Voorgeschiedenis
Deze zaken kennen een lange voorgeschiedenis. De Afdeling bestuursrechtspraak stelde het Hof van Justitie in Luxemburg in juni 2022 zogenoemde prejudiciële vragen. Zij wilde weten in welke vorm een nieuwsorganisatie informatie kan opvragen over voorvallen in de burgerluchtvaart. En of uit de Europese Verordening Voorvallen volgt dat geen enkel gegeven over gemelde voorvallen openbaar mag worden gemaakt en hoe zich dat verhoudt tot het recht op vrije meningsuiting en informatie.
Arrest van het Hof van Justitie
Het Europese Hof antwoordde in zijn arrest van januari 2024 dat de vertrouwelijkheid van informatie over incidenten en voorvallen een centraal onderdeel vormt van het stelsel van toezicht en controle dat de Europese Unie heeft ingevoerd om de luchtvaartveiligheid te verbeteren. Daarbij geldt volgens het Hof een strikte vertrouwelijkheid voor alle informatie die de nationale autoriteiten daarvoor verzamelen of opstellen. Dit brengt mee dat het niet toegestaan is om dit soort informatie beschikbaar te stellen of te gebruiken voor welk ander doel dan ook. Dit beperkt weliswaar het recht van informatie, maar die beperking is gerechtvaardigd en evenredig aan het nagestreefde doel van luchtvaartveiligheid.
Verzoeken om informatie terecht afgewezen
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak is de bepaling in de Wet luchtvaart waarin staat dat de gegevens uit meldingen over voorvallen niet openbaar zijn, dan ook niet in strijd met de Europese Verordening. “De bepaling geeft op juiste wijze uitvoering aan de opdracht van de Uniewetgever dat de Lidstaten de nodige maatregelen nemen om een passende vertrouwelijkheid te waarborgen van de bijzonderheden over voorvallen”, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak. De minister heeft dan ook in beide zaken de verzoeken om informatie openbaar te maken, terecht afgewezen.