Uitspraak 202405715/1/V1
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:28
- Datum uitspraak
- 8 januari 2025
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 7 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het verblijfsrecht van de vreemdeling als gemeenschapsonderdaan beëindigd en hem ongewenst verklaard.
- Hoger beroep
- Vreemdelingenkamer - Overige
202405715/1/V1.
Datum uitspraak: 8 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 augustus 2024 in zaak nr. NL23.18404 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het verblijfsrecht van de vreemdeling als gemeenschapsonderdaan beëindigd en hem ongewenst verklaard.
Bij besluit van 1 juni 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 augustus 2024 heeft de rechtbank het beroep, voor zover gericht tegen de ongewenstverklaring, ongegrond verklaard en het beroep, voor zover gericht tegen de beëindiging van het verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, advocaat in Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 7, 7.1 en 7.2 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K de Keizer, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Keizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2025
716-1118