Uitspraak 202303612/1/R1


Volledige tekst

202303612/1/R1.
Datum uitspraak: 18 december 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Haler, gemeente Leudal,
appellant,

en

het college van burgemeester en wethouders van Leudal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2021 heeft het college de kosten van de toepassing van bestuursdwang voor het uitvoeren van saneringswerkzaamheden op het perceel [locatie] te Haler (hierna: het perceel) vastgesteld op € 70.378,95 en deze kosten geheel op [appellant] verhaald.

Bij besluit van 28 september 2021 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juli 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.A.D. Oomes, advocaat te Son en Breugel, en het college, vertegenwoordigd door P.J.J.M. van Lierop, mr. M.C.W. Julicher en H.T.M. Creemers, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] is eigenaar van het perceel. Op 10 juni 2017 heeft een zogenoemd ondermijningsteam van de eenheid van de politie Oost-Brabant een drugslaboratorium aangetroffen in de voormalige varkensstal op het perceel. Bij besluit van 20 maart 2019 heeft het college aan [appellant] een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van artikel 13 van de Wet bodembescherming. Het college stelt zich in dit besluit op het standpunt dat uit analyse van monsters naar de samenstelling van de inhoud van de gierkelders onder de voormalige varkensstal blijkt dat deze drugsgerelateerde stoffen bevat en dat de bodem op het perceel is verontreinigd met drugsafval. [appellant] is gelast om voor 3 april 2019 het drugsafval in zijn inrichting te laten verwijderen door een erkend afvalverwijderaar en het bewijs hiervan aan het college te verstrekken en om bodemonderzoek te laten verrichten naar de bodemverontreiniging en daar waar nodig het verontreinigde deel te laten saneren en het college in kennis te stellen van het rapport voordat er gesaneerd wordt. Bij het besluit op bezwaar van 8 juli 2019 heeft het college de last gewijzigd. Het college heeft [appellant] gelast om de inhoud van de gierkelders, zoals aangegeven op de in bijlage 3 bij dat besluit gevoegde tekening, voor 1 september 2019 te laten verwijderen door een erkend afvalverwijderaar en het bewijs hiervan te verstrekken. In dit besluit is vermeld dat de kosten van de toepassing van de bestuursdwang op [appellant] zullen worden verhaald. De last onder bestuursdwang is bij uitspraak van de Afdeling van 24 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2300, in rechte onaantastbaar geworden. [appellant] heeft niet binnen de daartoe gestelde begunstigingstermijn aan de last voldaan en het college is tot uitvoering van de last overgegaan. De saneringswerkzaamheden zijn uitgevoerd door Strukton Milieutechniek B.V. (hierna: Strukton) op 2, 3 en 4 december 2020. De door Strukton gefactureerde kosten van het uitvoeren van de last heeft het college bij besluit van 6 april 2021 volledig op [appellant] verhaald. [appellant] en het college verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de kosten die gepaard zijn gegaan met de toepassing van bestuursdwang, volledig zijn te herleiden tot de opgelegde last en of het college die kosten volledig op [appellant] heeft kunnen verhalen.

Relevante wettelijke bepalingen

2.       De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Behandeling van het beroep

3.       [appellant] betoogt dat het college ten onrechte de gehele gierkelder heeft gesaneerd en niet slechts het keldergedeelte onder het aangetroffen drugslaboratorium. Het college heeft volgens [appellant] ten onrechte ook die kosten van de sanering op hem verhaald. Volgens [appellant] waren slechts één grotere, en één kleine put in de gierkelder vervuild en hoefde alleen het keldergedeelte dat zich bevond onder het aangetroffen drugslaboratorium te worden gesaneerd. Het college stelt volgens [appellant] ten onrechte dat ook in het keldergedeelte aan de voorzijde vervuiling aanwezig was. [appellant] wijst erop dat in het besluit waarbij de last onder bestuursdwang is opgelegd specifiek is aangegeven welke putten gesaneerd dienden te worden. [appellant] voert aan dat door het plaatsen van een ballon in de duiker tussen de beide keldergedeeltes had kunnen worden voorkomen dat bij het leegpompen van het verontreinigde keldergedeelte ook de vloeistof uit het andere gedeelte zou worden verwijderd. Deze methode zou volgens [appellant] zijn gehanteerd door het bedrijf Derudder Cleaning en had tot minder kosten geleid. [appellant] stelt dat hij dit met een offerte van Derudder Cleaning voldoende heeft aangetoond.

3.1.    In artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht staat welke kosten tot de verhaalbare kosten behoren. Het gaat om de kosten verbonden aan de uitoefening van bestuursdwang en aan de voorbereiding daarvan voor zover deze kosten zijn gemaakt na het tijdstip waarop de begunstigingstermijn is verstreken.

Bij beantwoording van de vraag welke kosten bij [appellant] kunnen worden verhaald, moet worden gekeken naar de omschrijving van de last onder bestuursdwang in het besluit waarbij die is opgelegd. In dit geval is dat het besluit op bezwaar van 8 juli 2019. Alleen de kosten die te herleiden zijn tot handelingen en werkzaamheden die betrekking hebben op de maatregelen die zijn genomen in het kader van de toepassing van de bestuursdwang, kunnen worden verhaald.

3.2.    De Afdeling stelt voorop dat de last onder bestuursdwang, zoals die is opgelegd in het besluit van 8 juli 2019, met de onder 1 genoemde uitspraak van de Afdeling van 24 september 2020 in rechte onaantastbaar is geworden. Dit betekent dat [appellant] de inhoud van de gierkelders, zoals aangegeven op de in bijlage 3 bij dat besluit gevoegde tekening, voor 1 september 2019 moest laten verwijderen door een erkend afvalverwijderaar. Tussen [appellant] en het college bestaat echter, al sinds het opleggen van de initiële last op 20 maart 2019, discussie over de vraag waarop de last betrekking heeft. Dit heeft ook gevolgen voor het kostenverhaal. Immers, alleen de kosten die zijn te herleiden tot de opgelegde last kunnen op [appellant] worden verhaald. Met het besluit op bezwaar van 8 juli 2019 heeft het college getracht de onduidelijkheid over de last weg te nemen. [appellant] en het college verschillen echter nog steeds van mening over de vraag of de last inhield dat de gehele gierkelder moest worden gesaneerd of, zoals [appellant] stelt, slechts het keldergedeelte dat is gelegen direct onder het aangetroffen drugslaboratorium. [appellant] en het college verschillen hierbij ook van mening over de vraag of de tekening die als bijlage bij het besluit van 8 juli 2019 is gevoegd al dan niet van een roze en gele markering was voorzien. Volgens het college blijkt namelijk uit de roze en geel gemarkeerde tekening dat de beide keldergedeeltes moesten worden gesaneerd, terwijl [appellant] naar voren heeft gebracht dat zijn gemachtigde de tekening nadien van de roze en gele markering heeft voorzien, juist om duidelijk te maken dat alleen het gedeelte van de kelder onder het aangetroffen drugslaboratorium hoefde te worden gesaneerd. De Afdeling acht het aannemelijk dat de markering niet door het college, maar door de gemachtigde van [appellant] op de tekening is aangebracht en dat hij deze tekening bij zijn bezwaar tegen het besluit van 6 april 2021 heeft gevoegd. De Afdeling vindt steun voor dit oordeel in het bezwaarschrift en het besluit op bezwaar van 28 september 2021, waarin door het college wordt bevestigd dat de kleuren door de gemachtigde van [appellant] op de tekening zijn aangebracht. De Afdeling concludeert dan ook dat de last inhoudt dat [appellant] de inhoud van de gierkelders, zoals aangegeven op de bij dat besluit gevoegde tekening, zonder de roze en gele markering, moest laten verwijderen. [appellant] heeft dus gelijk wat betreft de juiste tekening bij het besluit van 8 juli 2019, maar dit leidt niet tot het oordeel dat het college de kosten van het saneren van de "roze kelder" niet op [appellant] mag verhalen. De Afdeling overweegt hiertoe als volgt.

3.3.    Niet in geschil is dat [appellant] niet binnen de gestelde termijn aan de last heeft voldaan en dat het college de bestuursdwang op kosten van [appellant] heeft uitgevoerd. In het besluit van 6 april 2021 heeft het college de diverse kostenposten toegelicht die verband houden met het saneren van de gierkelders door Strukton en de kosten vastgesteld op in totaal € 70.378,95. Bij het voornemen tot dit besluit van 2 maart 2021 zijn afschriften van de specificaties gevoegd. Het college heeft in het besluit op bezwaar van 28 september 2021 toegelicht dat het gedeelte van de gierkelder dat direct is gelegen onder het aangetroffen drugslaboratorium, in open verbinding staat met het naastgelegen deel van de stal. Gezien deze verbinding was volgens het college in beide delen van de gierkelder vervuiling aanwezig. Met het leegpompen van de gierkelder, direct gelegen onder het drugslaboratorium, werd automatisch ook de inhoud van het naastgelegen gedeelte van de gierkelder leeggezogen. Het was volgens het college niet mogelijk om het gedeelte onder het aangetroffen drugslaboratorium leeg te zuigen zonder tevens de vloeistof uit de andere compartimenten mee te zuigen. Volgens het besluit op bezwaar achtte het college het redelijk en noodzakelijk dat de gehele gierkelder werd gesaneerd en niet slechts het gedeelte dat is gelegen direct onder het aangetroffen drugslaboratorium.

Van de uitvoering van de bestuursdwang door Strukton is door de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Limburg Noord een rapportage opgemaakt. Uit deze rapportage blijkt dat met de werkzaamheden is begonnen bij het keldergedeelte direct gelegen onder het voormalige drugslaboratorium. Toen bleek dat ook het peil in het naastgelegen keldergedeelte begon te zakken, is besloten om door te pompen tot de hele gierkelder leeg was. De Afdeling begrijpt dat het college voorafgaand aan het uitvoeren van de last geen aanleiding had om te veronderstellen dat de beide gierkelders met elkaar in verbinding stonden. Het college heeft daarom ook geen reden gehad om vooraf in te zien dat alleen het saneren van de direct onder het drugslaboratorium gelegen kelder niet mogelijk was, zonder ook het voorste gedeelte van de kelder leeg te pompen. Voor zover het al technisch mogelijk was dit te ondervangen met het plaatsen van bijvoorbeeld een ballon in de tussengelegen duiker, betreft dat een ingrijpende maatregel die in ieder geval niet onmiddellijk of op korte termijn kon worden uitgevoerd. De Afdeling acht de handelswijze van het college in het licht van het vorenstaande niet onredelijk. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat niet van het college kan worden gevergd om, voorafgaand aan de uitvoering van de bestuursdwang, te onderzoeken of de keldergedeeltes mogelijk met elkaar in verbinding staan. Het had op de weg van [appellant] gelegen om het college hier eerder over te informeren. Uit de stukken, waaronder de rapportage van het RUD, komt echter naar voren dat [appellant] zich daarover niet eenduidig heeft uitgelaten. De saneringswerkzaamheden aan het voorste keldergedeelte zijn vanwege de open verbinding tussen beide keldergedeeltes daarom te herleiden tot de opgelegde last.

Het college heeft in verband met het voorgaande bij de uitvoering van de saneringswerkzaamheden, wat er ook zij van de uitkomst van de discussie over de tekening behorende bij de last, redelijkerwijs kunnen besluiten om de gehele kelder leeg te pompen en aldus bestuursdwang toe te passen. Dit leidt ook tot het oordeel dat het college de kosten van het saneren van dit gedeelte van de gierkelder op [appellant] heeft kunnen verhalen, zodat de kosten van de sanering geheel voor rekening van [appellant] komen.

4.       Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college ook in de door [appellant] voorgestelde methode van saneren geen aanleiding hoeven zien om slechts een deel van de gemaakte kosten van de toepassing van bestuursdwang op hem te verhalen. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat de kosten van het saneren aanmerkelijk lager zouden zijn uitgevallen wanneer deze door Derudder Cleaning zou zijn uitgevoerd. Daar komt bij dat [appellant], door niet zelf tijdig de last uit te voeren, ook een zeker financieel risico heeft genomen. [appellant] had er rekening mee moeten houden dat uitvoering van de last in opdracht van het college duurder zou kunnen uitvallen dan wanneer hij zelf de vereiste maatregelen had genomen. De Afdeling neemt hierbij ook in aanmerking dat [appellant] geen offerte, maar slechts een inschatting van de kosten van het bedrijf Derudder Cleaning heeft overgelegd.

Het betoog slaagt niet.

5.       De Afdeling ziet tot slot in het summiere betoog van [appellant] dat er na de sanering door Strukton nog steeds vervuiling in de gierkelders aanwezig is, geen aanleiding voor het oordeel dat het college de kosten van de bestuursdwang om die reden niet volledig bij [appellant] heeft kunnen verhalen. Hierbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat [appellant] dit betoog in een zeer laat stadium van de procedure heeft aangevoerd en niet met bewijsstukken zoals foto’s heeft onderbouwd.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.       Het beroep is ongegrond.

7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Sparreboom
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024

195-1093

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 5:25

1. De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

2. De last vermeldt in hoeverre de kosten van bestuursdwang ten laste van de overtreder zullen worden gebracht.

3. Tot de kosten van bestuursdwang behoren de kosten van voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last had moeten worden uitgevoerd.

4. De kosten van voorbereiding van bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last geen bestuursdwang is toegepast.

5. Tot de kosten van bestuursdwang behoren tevens de kosten van vergoeding van schade ingevolge artikel 5:27, zesde lid.

6. Het bestuursorgaan stelt de hoogte van de verschuldigde kosten vast.

Wet bodembescherming

Artikel 13

Ieder die op of in de bodem handelingen verricht als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging of aantasting te voorkomen, dan wel indien die verontreiniging of aantasting zich voordoet, de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de verontreiniging of aantasting het gevolg is van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen.