Uitspraak 202404048/1/R3


Volledige tekst

202404048/1/R3.
Datum uitspraak: 3 december 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het beroep van:

[appellant], wonend in Rockanje, gemeente Voorne aan Zee,
appellant,

en

de raad van de gemeente Voorne aan Zee,
verweerder.

Openbare zitting gehouden op 3 december 2024 om 10:00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: M.T. Grijmans

Verschenen:
[appellant];
de raad, vertegenwoordigd door mr. N.J.H.M. Slaats;

====================================

Het beroep van [appellant] richt zich tegen het besluit van 12 juli 2024, waarbij de raad zijn weigering om een bestemmingsplan voor het perceel [locatie 1] in Rockanje vast te stellen heeft gehandhaafd.

De Afdeling verklaart het beroep ongegrond. De redenen voor dit oordeel zijn de volgende.

[appellant] woont aan de [locatie 2] in Rockanje en heeft een varkenshouderij. Hij is het er niet mee eens dat aan de [locatie 1] in Rockanje, dat betreft het perceel sectie B nummer 1776, een woning is gebouwd, omdat dit op korte afstand van zijn bedrijf is. Hij stelt daardoor in zijn bedrijfsvoering te worden belemmerd. Hij wijst er in dit verband op dat inmiddels ook het perceel sectie B nummer 1886, dat dichter bij zijn bedrijf ligt, door de eigenaar van perceel sectie B nummer 1776 is verworven en ook voor wonen wordt gebruikt. Hij heeft daarom aan de raad gevraagd om de woonbestemming voor het perceel [locatie 1] te wijzigen in een agrarische bestemming.

[appellant] voert aan dat een wijziging van de bestemming de enige mogelijkheid is om de inmiddels gebouwde woning van het perceel te verwijderen. Hij wijst erop dat hij al gedurende enkele jaren procedures voert om zijn bedrijf te kunnen uitbreiden en de bouw van de woning op het perceel [locatie 1] tegen te gaan en vindt dat hij in deze procedures wordt belemmerd en onheus bejegend door het bevoegde gezag.

[appellant] heeft daarmee gevraagd om een bestemmingsplan voor het perceel [locatie 1] vast te stellen. Dat verzoek heeft de raad op 16 november 2023 afgewezen. De raad heeft daarmee dus geweigerd om een bestemmingsplan vast te stellen. Daartegen heeft [appellant] bezwaar gemaakt. Bij besluit van 12 juli 2024 heeft de raad dit bezwaar ongegrond verklaard.

[appellant] heeft tegen dit besluit beroep bij de Afdeling ingesteld.

Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.

De aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen is ingediend voor 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De Afdeling maakt die belangenafweging niet zelf, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.

De raad heeft op de zitting zijn verweer dat [appellant] beroep bij de rechtbank had moeten instellen in plaats van bij de Afdeling prijsgegeven.

De raad heeft in het besluit van 12 juli 2024 voor de motivering van de gehandhaafde weigering om aan het perceel [locatie 1] een agrarische bestemming toe te kennen, verwezen naar het advies van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie van 28 mei 2024. In dat advies staat dat in het bestemmingsplan "Saneringsplan Glastuinbouw Blindeweg / Langeweg Rockanje" een woonbestemming is toegekend aan het perceel [locatie 1]. Het bestemmingsplan heeft invulling gegeven aan een regeling waarbij bestaande kassen zijn gesloopt in ruil voor de bouw van drie woningen, waaronder de woning op het perceel [locatie 1], op perceel sectie B, nummer 1776. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 14 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1561 het beroep van [appellant] tegen het besluit waarbij dat bestemmingsplan is vastgesteld ongegrond verklaard. Daarnaast is ook al een omgevingsvergunning voor de bouw van de woning verleend op het perceel sectie B nummer 1776. De stelling dat het perceel sectie B nummer 1886 voor woondoeleinden wordt gebruikt, vindt de raad ook geen reden voor wijziging van de woonbestemming in een agrarische bestemming voor het perceel [locatie 1].

De Afdeling is van oordeel dat de raad de weigering om de bestemming voor het perceel [locatie 1] te wijzigen in een agrarische bestemming voldoende heeft gemotiveerd, door op de uitspraak van de Afdeling van 14 juni 2017 te wijzen. Het bestemmingsplan waarbij aan het perceel [locatie 1] een woonbestemming is toegekend is door deze uitspraak van de Afdeling onherroepelijk geworden. Daartegen kunnen dus geen rechtsmiddelen meer worden aangevoerd. De Afdeling wijst er nog op dat in de uitspraak van 14 juni 2017 is geoordeeld dat de woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, waaronder de woning aan de [locatie 1], niet leiden tot beperkingen voor de bedrijfsvoering van [appellant].

Verder is niet in geschil dat voor het perceel sectie B nummer 1886 geen woonbestemming geldt. Voor zover dit perceel toch in strijd met het geldende planologische regime voor wonen wordt gebruikt, is dat een kwestie van handhaving. Maar dat staat in deze procedure niet ter beoordeling. Ook de voor de bouw van de woning verleende omgevingsvergunning is nu niet aan de orde en dat geldt ook voor andere procedures die in het verleden zijn gevoerd. Alles wat [appellant] daarover naar voren heeft gebracht kan daarom niet leiden tot het oordeel dat de raad zijn besluit waarbij hij heeft geweigerd een bestemmingsplan voor het perceel [locatie 1] vast te stellen niet voldoende heeft gemotiveerd.

Het voorgaande betekent dat het beroep van [appellant] ongegrond is.

De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Grijmans
griffier