Uitspraak 202401683/1/A2


Volledige tekst

202401683/1/A2.
Datum uitspraak: 25 november 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 februari 2024 in zaak nr. 23/4750 in het geding tussen:

[appellant]

en

het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).

Openbare zitting gehouden op 25 november 2024 om 13:45 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer;
mr. M.M. Engele, griffier.

Verschenen:

[appellant], bijgestaan door mr. dr. ir. Maduro, advocaat te Rotterdam, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. drs. M.M. Kleijbeuker.

Bij besluit van 21 maart 2023 heeft het CBR het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard vanaf 28 maart 2023. Het hiertegen gemaakte bezwaar heeft het CBR bij besluit van 2 juni 2023 ongegrond verklaard.

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van 2 juni 2023 ongegrond is verklaard.

De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.

Gronden

[appellant] is aangehouden op de A20. De politie heeft melding gedaan bij het CBR, omdat het vermoeden is ontstaan dat [appellant] niet langer beschikt over de rijvaardigheid en/of lichamelijke of geestelijke geschiktheid om te rijden. Het CBR heeft aan [appellant] kenbaar gemaakt dat hij een onderzoek moet laten doen naar zijn alcoholgebruik en dat hij tot die tijd niet meer mag rijden. Een psychiater heeft [appellant] onderzocht en geconcludeerd dat sprake is van ‘alcoholmisbruik in ruime zin’.

De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zouden zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder rechtsoverweging 12 tot en met 17 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt het volgende toe. De partijen zijn met name verdeeld over de vraag of het bij [appellant] ten tijde van de aanhouding gemeten alcoholgehalte van 870 Ugl kan zijn veroorzaakt door medicijngebruik. De Afdeling volgt het standpunt van het CBR dat dit niet mogelijk is en gaat uit van de juistheid van de ademanalyse. De psychiater heeft die gegevens daarom ook mogen betrekken bij het onderzoek.

De Afdeling geeft [appellant] mee dat hij de mogelijkheid heeft om een nieuwe gezondheidsverklaring aan te vragen en daarmee kan proberen zijn rijbewijs terug te krijgen.

Het CBR hoeft geen proceskosten te vergoeden.

w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Engele
griffier

1033