Uitspraak 202303002/1/R2
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:3386
- Datum uitspraak
- 21 augustus 2024
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 13 maart 2023 heeft de raad van de gemeente Tilburg het bestemmingsplan "Zorgvlied 2008, 5e herziening (Van Limburg Stirumlaan)" vastgesteld. Het plan maakt de bouw van een appartementencomplex, genaamd "De Baron", met maximaal 252 woningen mogelijk. De bouwhoogtes van de verschillende onderdelen van het U-vormige gebouw variëren. De laagste maximum bouwhoogte is 9 m en de hoogste 33 m (aan de zuidoostzijde). De huidige bebouwing wordt gesloopt. Het plangebied ligt in de kruising van de Baroniebaan en Ringbaan-West, tussen de wijken Zorgvlied en De Blaak. De Wijkvereniging kan zich niet met het plan verenigen, in het bijzonder vanwege de parkeerdruk in de omgeving en het verloop van de planprocedure.
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- RO - Noord-Brabant
202303002/1/R2.
Datum uitspraak: 21 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Wijkvereniging Zorgvlied Tilburg (hierna: de Wijkvereniging), gevestigd te Tilburg,
appellante,
en
de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Zorgvlied 2008, 5e herziening (Van Limburg Stirumlaan)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Wijkvereniging beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Wijkvereniging en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 23 juli 2024, waar de Wijkvereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door S.J.C. Hilders en G.L.J.G. Sperber, zijn verschenen. Ook is MVO 10 B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], op de zitting als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 3 oktober 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan maakt de bouw van een appartementencomplex, genaamd "De Baron", met maximaal 252 woningen mogelijk. De bouwhoogtes van de verschillende onderdelen van het U-vormige gebouw variëren. De laagste maximum bouwhoogte is 9 m en de hoogste 33 m (aan de zuidoostzijde). De huidige bebouwing wordt gesloopt. Het plangebied ligt in de kruising van de Baroniebaan en Ringbaan-West, tussen de wijken Zorgvlied en De Blaak.
De Wijkvereniging kan zich niet met het plan verenigen, in het bijzonder vanwege de parkeerdruk in de omgeving en het verloop van de planprocedure.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Planprocedure
4. De Wijkvereniging betoogt dat de planprocedure niet zorgvuldig is doorlopen en is gebaseerd op onjuiste en misleidende informatie met betrekking tot de bezonning. Toen het ontwerpplan ter inzage werd gelegd zat er een onjuiste bezonningsstudie bij de stukken. Pas nadat het ontwerpplan met het oog op de vaststelling ervan naar de raad was gestuurd kwam de juiste bezonningsstudie beschikbaar. Bewoners hebben daar niet op kunnen reageren. Door de eerdere onjuiste informatie hebben zij hun recht op inspraak volgens de Wijkvereniging niet kunnen uitoefenen. Volgens de Wijkvereniging had haar de mogelijkheid geboden moeten worden om opnieuw op de bezonningsstudie te reageren, voordat het plan door raad werd vastgesteld.
4.1. De raad erkent dat de procedure vanwege het aspect bezonning niet geheel volgens wens is verlopen. Het verschil tussen de eerst uitgevoerde bezonningsstudie en de laatst uitgevoerde bezonningsstudie voor vaststelling van het plan gaf volgens de raad echter geen aanleiding om de zienswijzeprocedure te herhalen, omdat de uitkomst van de laatst uitgevoerde bezonningsstudie hetzelfde was. De bij het ontwerpplan gevoegde bezonningsstudie ging uit van een verouderde uitwerking van het complex met een ander aantal treden in de vleugels van het complex. De bezonningssituatie voor en na de actualisering van de bezonningsstudie bleef echter voldoen aan de aangehouden bezonningsnormering. De (gewijzigde) maatgevende bezonningsstudie die de raad getoetst heeft voor vaststelling van het plan, is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Volgens de raad is het recht op inspraak niet aangetast.
4.2. Op de zitting heeft de Wijkvereniging bevestigd dat zij inhoudelijk geen problemen heeft met de laatst uitgevoerde bezonningsstudie. Het gaat de Wijkvereniging om het procedurele aspect.
Het besluit tot vaststelling van het plan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. De Afdeling overweegt dat niet is gebleken dat de raad op onjuiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in die afdeling. Het ontwerpplan is ter inzage gelegd en er is gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen. Hier heeft de Wijkvereniging ook gebruik van gemaakt. Het voorafgaand bieden van inspraak en plegen van overleg met omwonenden maakt geen verplicht deel uit van deze procedure. De raad heeft toegelicht dat de raad de laatst uitgevoerde bezonningsstudie niet opnieuw aan de Wijkvereniging heeft voorgelegd omdat de uitkomst van deze bezonningsstudie hetzelfde was als die van de eerst uitgevoerde bezonningsstudie, namelijk dat wordt voldaan aan de door de raad gehanteerde normering voor bezonning. In de Wro noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan de raad in de door de Wijkvereniging bedoelde situatie, waarin de aan het vast te stellen plan ten grondslag te leggen bezonningsstudie is gewijzigd ten opzichte van de aan het ontwerpplan ten grondslag gelegde bezonningsstudie en waarbij de uitkomsten van beide studies hetzelfde zijn, verplicht is eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van het voornemen om aan het vast te stellen plan een gewijzigde bezonningsstudie ten grondslag te leggen, of dit voornemen ter inzage te leggen alvorens tot vaststelling van het plan over te gaan. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA1334. Er bestond dus geen wettelijke verplichting voor de raad om de laatst uitgevoerde bezonningsstudie voor te leggen aan de Wijkvereniging. Dit is overigens anders indien de afwijkingen tussen het ontwerpplan en het vastgestelde plan naar aard en omvang zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan zou worden vastgesteld, maar daar is in deze situatie geen sprake van.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
5. De Wijkvereniging betoogt dat het plan de parkeerdruk in de wijk vergroot. Volgens de Wijkvereniging heeft de raad ten onrechte de parkeerbehoefte verlaagd door het toepassen van de ‘doelgroepensystematiek’. Deze afwijkingsmogelijkheid komt niet voor in de nota "parkeernormen Tilburg 2017" (hierna: de parkeernota).
5.1. Artikel 12.2.1 van de planregels luidt:
"a. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn, zoals neergelegd in de op 14 november 2017 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nota 'Parkeernormen Tilburg 2017', met dien verstande dat in afwijking van de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' de volgende parkeernormen gelden:
1. Woningen BVO <70m2: 0,8 parkeerplaatsen per woning;
2. Woningen BVO 70 -130 m2: 0,8 parkeerplaatsen per woning.
[…]
c. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a:
1. Indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
2. Voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien."
5.2. Aan het plan zijn het rapport "Ontwikkeling ‘Van Limburg Stirumlaan’ Parkeren & Verkeer" van 10 september 2021 van Goudappel (hierna: het verkeersrapport) en een door Mobycon uitgevoerde parkeerdruktelling ten grondslag gelegd. In de plantoelichting is toegelicht dat 191 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, en in de resterende parkeerbehoefte van 42 parkeerplaatsen door middel van aldaar aanwezige en daartoe ook beschikbare parkeerplaatsen in de openbare ruimte kan worden voorzien. Bij de berekening van de parkeerbehoefte en de naar aanleiding daarvan in de planregels op te nemen parkeernormering is de raad onder verwijzing naar het verkeersrapport afgeweken van de gemeentelijke parkeernota vanwege de zogenoemde ‘doelgroepensystematiek’. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deze afwijking in dit geval voldoende gemotiveerd. In het verkeersrapport is toegelicht dat het in het plan voorziene appartementengebouw zich richt op de huisvesting van een mix van alleenstaanden tussen de 25-50 jaar en senioren van 50+. Deze groepen hebben volgens het rapport een afwijkende mate van autobezit. Dit is onderbouwd met cijfers van het CBS. Toepassing van de daarop afgestemde doelgroepensystematiek leidt er volgens het verkeersrapport toe dat de parkeerbehoefte van het voorziene appartementengebouw lager is dan de parkeerbehoefte, die voortvloeit uit toepassing van de in de parkeernota opgenomen parkeernormering. Bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van het maximum aantal door het plan mogelijk gemaakte wooneenheden van 250 en dat 175 van die wooneenheden een oppervlakte hebben van 50 m². De raad acht dat een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden van het plan. Die invulling komt ook overeen met het bouwprogramma van de gemeente en de initiatiefnemer. Daarbij is in de plantoelichting toegelicht dat het voorzien in meer kleinere, betaalbare woningen voor ouderen en jongeren een belangrijke opgave voor de gemeente is, zoals ook volgt ook uit de 'Regionale Agenda Wonen Midden-Brabant 2017'.
De aldus berekende parkeerbehoefte ligt ook ten grondslag aan de in artikel 12.2.1 van de planregels opgenomen parkeernormering. Daarbij maakt artikel 12.2.1, onder c, van de planregels het bovendien mogelijk om in de benodigde parkeergelegenheid niet volledig te voorzien door middel van parkeerplaatsen op eigen terrein. De raad is van oordeel dat aan deze afwijkingsmogelijkheid bij het verlenen van een omgevingsvergunning toepassing kan worden gegeven, omdat de parkeerdruk in de openbare ruimte nabij het plangebied blijkens uitgevoerde parkeertellingen 68% bedraagt, terwijl de raad hier een parkeerdruk van maximaal 85% acceptabel vindt. Daardoor kan in een deel van de parkeerbehoefte van het mogelijk gemaakte appartementengebouw worden voorzien door in de openbare ruimte aanwezige parkeerplaatsen, en zonder dat dat tot gevolg zal hebben dat de parkeerdruk aldaar tot boven de 85% stijgt.
Gelet op het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling voldoende onderbouwd dat het plan geen onacceptabele parkeerdruk tot gevolg zal hebben en is de afwijking van de parkeernota voldoende gemotiveerd.
Het betoog slaagt niet.
Type woningen
6. De Wijkvereniging betoogt dat het aantal kleine appartementen van 50 m² (175 van de 250) veel te groot is, waardoor bewoners van de wijk zullen worden geconfronteerd met een groot verloop onder de bewoners, een geringe binding met de wijk en een tekortschietende toekomstbestendigheid van het complex door verpaupering.
6.1. De raad stelt dat een oppervlakte van de voorziene wooneenheden van minimaal 50 m² acceptabel is als woonoppervlakte voor huisvestiging. Verder wijst de raad naar de gemeentelijke Woonagenda 2020-2025 en de regionale woonagenda. De voorziene ruimtelijke ontwikkeling voldoet met het aangeboden programma, oppervlakten en differentiatie aan de door de gemeente gestelde beleidskaders, waaronder de Woonagenda 2020-2025, en wordt om die reden als een gewenste en passende ontwikkeling beschouwd. De voorziene ruimtelijke ontwikkeling speelt in op de dalende trend die de gemiddelde huishoudgroottes de afgelopen decennia laat zien. De voorziene nieuwbouw is gericht op het aantrekken van 1 en 2 persoonshuishoudens. Dit betreft een voor de wijk ondervertegenwoordigde doelgroep.
6.2. De raad heeft de behoefte aan het type woningen toegelicht. In wat de Wijkvereniging heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet zo heeft kunnen vaststellen. De ontwikkelaar, die een deel van de woningen in het voorziene appartementencomplex zal gaan verhuren, heeft toegelicht dat - in geval door de afmetingen van de appartementen een verpaupering zou optreden - de appartementen altijd kunnen worden samengevoegd tot grotere appartementen, wat het plan ook mogelijk maakt.
Het betoog slaagt niet.
Herhalen en inlassen zienswijze
7. Waar de Wijkvereniging voor het overige verzoekt de inhoud van haar zienswijze als herhaald en ingelast in haar beroep te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de zienswijzennota is ingegaan op die zienswijze. De Wijkvereniging heeft in haar beroepschrift en op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijze onjuist of onvolledig zou zijn.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van der Kolk, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024
944