Uitspraak 202304216/1/R2 en 202304216/2/R2
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2884
- Datum uitspraak
- 18 juli 2024
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 23 mei 2023 heeft de raad van de gemeente Altena het bestemmingsplan "Langestraat, Wijk en Aalburg" vastgesteld. Ovplan maakt maximaal 90 woningen mogelijk in het gebied Polstraat-Maasdijk-Langestraat in de kern Wijk en Aalburg. [verzoeker A] en [verzoeker B] wonen tegenover het plangebied aan de Langestraat nummers 22 en 38. Zij zijn het niet eens met het plan, omdat zij vrezen voor een (verkeers)onveilige situatie en voor (water)overlast. [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen dat door het plan verkeersonveilige situaties zullen ontstaan. Zij voeren aan dat het plangebied uitsluitend zal worden ontsloten via de Langestraat en dat de Langestraat een smalle straat is die het extra verkeer ten gevolge van het plan niet veilig kan verwerken. Volgens hen gaat het extra verkeer zorgen voor onveilige situaties voor voetgangers, fietsers en auto’s. Volgens [verzoeker A] en [verzoeker B] bestaat de kruising van de Langestraat met de Kortestraat/Polstraat uit een ‘chicane-achtige’ bocht, waarbij het verkeer nu geholpen wordt met verkeersspiegels waardoor ongelukken worden voorkomen. Extra verkeer zorgt voor logistieke problemen.
- Voorlopige voorziening / hoofdzaak
- RO - Noord-Brabant
202304216/1/R2 en 202304216/2/R2.
Datum uitspraak: 18 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend in Wijk en Aalburg, gemeente Altena,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Altena,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2023 heeft de raad van de gemeente Altena het bestemmingsplan "Langestraat, Wijk en Aalburg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] gezamenlijk beroep ingesteld.
[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting behandeld op 6 juni 2024, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door [gemachtigde A] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.A.J. West, advocaat te Rotterdam en door D. Plaggenmarsch-Fluit, H.V. Sens-Husson, zijn verschenen. Voorts is op de zitting Bouwlinie B.V, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], als partij gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
Toepassing van artikel 8:86 van de Awb
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Ovplan maakt maximaal 90 woningen mogelijk in het gebied Polstraat-Maasdijk-Langestraat in de kern Wijk en Aalburg. [verzoeker A] en [verzoeker B] wonen tegenover het plangebied aan de Langestraat nummers 22 en 38. Zij zijn het niet eens met het plan, omdat zij vrezen voor een (verkeers)onveilige situatie en voor (water)overlast.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Verkeersveiligheid
5. [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen dat door het plan verkeersonveilige situaties zullen ontstaan. Zij voeren aan dat het plangebied uitsluitend zal worden ontsloten via de Langestraat en dat de Langestraat een smalle straat is die het extra verkeer ten gevolge van het plan niet veilig kan verwerken. Volgens hen gaat het extra verkeer zorgen voor onveilige situaties voor voetgangers, fietsers en auto’s. Volgens [verzoeker A] en [verzoeker B] bestaat de kruising van de Langestraat met de Kortestraat/Polstraat uit een ‘chicane-achtige’ bocht, waarbij het verkeer nu geholpen wordt met verkeersspiegels waardoor ongelukken worden voorkomen. Extra verkeer zorgt voor logistieke problemen. Om die reden had de gemeente beter de woningenbouw op een andere locatie kunnen inplannen aangezien in de gemeente genoeg alternatieven beschikbaar zijn.
5.1. Bij de voorbereiding van het plan heeft de raad BügelHajema de verkeerssituatie laten beoordelen. De uitkomsten daarvan staan in de notitie van 4 maart 2021, die als bijlage 8 bij de plantoelichting is gevoegd. Verder heeft de raad bij de voorbereiding van het plan Accent adviseurs een verkeerskundig advies laten uitbrengen .Hiervan is een rapport, "Verkeerskundig advies Langestraat Wijk en Aalburg" (hierna: verkeerskundig advies) van 20 mei 2022, dat als bijlage 9 bij de plantoelichting is gevoegd. Ook heeft de raad Exante een verkeersonderzoek laten uitvoeren. Hiervan is het rapport, "Verkeersonderzoek Langestraat Wijk en Aalburg" (hierna: verkeersonderzoek) van 9 september 2022, dat als bijlage 10 bij de plantoelichting gevoegd.
5.2. Op de zitting hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] toegelicht dat zij zich vooral zorgen maken over de verkeersveiligheid op de Langestraat, namelijk vanwege het extra verkeer ten gevolge van het plan en vanwege de ‘chicane-achtige’ bocht aan de noordzijde van de Langestraat buiten het plangebied, waarbij de Polstraat-Kortestraat met een lus is aangesloten op de Langestraat. Verkeer afkomstig van de westzijde van de Polstraat en verkeer afkomstig van de Langestraat wordt via deze lus afgewikkeld. Volgens [verzoeker A] en [verzoeker B] kan deze kruising de toename van het aantal verkeersbewegingen niet aan en zal het extra verkeer zorgen voor onveilige situaties voor voetgangers, fietsers en auto’s. Om die reden moet volgens hen een extra ontsluiting van de woningen in het plangebied aangelegd worden, op een andere plek.
5.3. In het verkeersonderzoek is onderzoek gedaan naar de verkeersveiligheid voor zowel de tijdelijke als de definitieve situatie bij de uitvoering van het plan. In het verkeersonderzoek staat dat voor de tijdelijke situatie een rechtstreekse aansluiting van de westzijde van de Polstraat naar de Langestraat wordt aangelegd, uitsluitend voor bouwverkeer, zodat het toekomstige bouwverkeer niet geconfronteerd wordt met de, volgens [verzoeker A] en [verzoeker B], ‘chicane-achtige’ bocht. Doordat het bouwverkeer geen lus hoeft te maken en minder conflictpunten met het andere verkeer heeft, kan het vrachtverkeer het plangebied zo direct en veilig mogelijk bereiken.
5.4. Verder staat in het verkeersonderzoek dat in de definitieve situatie er een rechtstreekse aansluiting wordt aangelegd van de Langestraat op de Polstraat-Kortestraat. Er komt een centrale fietsoversteek in de bocht. Tussen de Langestraat en de oostelijke Polstraat komt een fietsdoorsteek te liggen. Voor voetgangers wordt er een voetpad aan de westzijde van de Langestraat aangelegd. Een fietsoversteek van de Langestraat naar het twee-richtingen-fietspad aan de westzijde van de Polstraat zorgt er volgens het verkeersonderzoek voor dat fietsers uit de Langestraat volledig vrij zicht hebben op het verkeer vanuit beide rijrichtingen. Fietsverkeer dat vanuit de westzijde van de Polstraat oversteekt richting de Langestraat heeft, volgens het verkeersonderzoek, beter zicht op het verkeer uit de Polstraat.
5.5. Vanwege dit alles mocht de raad zich op het standpunt stellen dat het extra verkeer ten gevolge van het plan niet tot verkeersonveilige situaties gaat leiden. Daarbij is van belang dat de ‘chicane-achtige’ bocht in de definitieve situatie opnieuw wordt ingericht. Op het punt dat [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen dat er naast de ontsluiting via de Langestraat een extra ontsluiting aangelegd moet worden van en naar het plangebied, is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit de verkeersnotitie en het verkeerskundig advies volgt dat het verkeer ten gevolge van het plan weliswaar toeneemt, maar nog ruim onder de norm voor erftoegangswegen van 5.000 tot 6.000 evt/etmaal blijft. De raad mocht zich daarom op het standpunt stellen dat het extra verkeer ten gevolge van het plan veilig verwerkt kan worden Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was de raad daarom ook niet verplicht om een extra ontsluiting aan te leggen ten behoeve van het plan. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat in de omgeving van het plangebied nog mogelijkheden bestaan voor het aanleggen van een extra ontsluiting, mocht dat in de toekomst noodzakelijk zijn. Waar [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen dat de raad de woningbouw op een andere locatie moest inplannen, valt de keuze die de raad op dit punt heeft gemaakt binnen de beleidsruimte van de raad.
Het betoog slaagt niet.
Water
6. [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen dat het plan zal zorgen voor wateroverlast. Zij voeren aan dat bij hevige regenval of een hoge waterstand van de Maas, in de huidige situatie al sprake is van wateroverlast. Door het plan zal dit alleen maar toenemen, want het momenteel onverharde groene gebied dat in de huidige situatie wordt gebuikt als weide fungeert momenteel voor de waterhuishouding als natuurlijke wateropvang. Door het plan verdwijnt die natuurlijke wateropvang waardoor nog meer wateroverlast zal ontstaan.
6.1. Bij de voorbereiding van het plan heeft de raad ADCIM een waterhuishoudkundig plan laten opstellen. Het rapport hiervan is "Waterhuishoudkundigplan Langestraat te Wijk en Aalburg Bazalt wonen" (hierna: waterhuishoudkundig plan) van 11 april 2023, dat als bijlage 13 bij de plantoelichting is gevoegd. In het waterhuishoudkundig plan staat dat in totaal 17.827 m2 aan toename verharding gecompenseerd moet worden. Voor een deel wordt hier invulling aan gegeven met het creëren van oppervlaktewater. Door middel van het aanleggen van 722 m2 aan wateroppervlak, wordt er voor 3.156 m2 aan toegenomen verharding gecompenseerd. Dit houdt in dat er verder voor 14.671 m² aan toegenomen verharding in alternatieve voorzieningen gecompenseerd moet worden. In de alternatieve voorzieningen die voor minimaal 14.671 m2 x 664 m3/ha = 974 m3 aan berging aangelegd worden. Verder wordt er een wadi gerealiseerd van ongeveer 3.471 m2. Met een peilstijging van 0,40 m kan in die wadi ongeveer 1.080 m3 aan water geborgen worden. Hierdoor ontstaat een overcompensatie van ongeveer 106 m3.
6.2. Naar aanleiding van de zienswijze van [verzoeker A] en [verzoeker B] heeft de raad het stedenbouwkundig plan aangepast, zodat er geen bebouwing op de wel komt en de natuurlijke wel, die zich binnen het plangebied bevindt, wordt behouden en in een wadi wordt geplaatst.
6.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad met het waterhuishoudkundig plan voldoende gemotiveerd dat het plan niet zal leiden tot wateroverlast en dat er in voldoende capaciteit wordt voorzien om het extra water ten gevolge van de toename van verharding, op te vangen. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de raad voldoende met de belangen van [verzoeker A] en [verzoeker B] rekening heeft gehouden aangezien naar aanleiding van hun zienswijze het stedenbouwkundig plan is aangepast, zodat de natuurlijke wel behouden blijft en daar geen bebouwing komt.
Het betoog slaagt niet.
Uitvoeringsaspecten
7. [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen dat door het plan schade aan hun woningen zal ontstaan. Zij voeren ten eerste aan dat hun woningen een oude fundering hebben en zullen verzakken door de bouwactiviteiten en vrachtverkeer. Ten tweede zal er schade aan hun woningen ontstaan door het aanleggen van de riolering, waarbij water onder de grond wordt onttrokken.
7.1. Over wat [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen over trillinghinder als gevolg van de bouwwerkzaamheden en de aanleg van riolering, overweegt de voorzieningenrechter dat dat betoog geen betrekking heeft op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, maken uitvoeringsaspecten geen onderdeel uit van het besluitvormingsproces over de ruimtelijke keuze en hoeven daarom niet te worden betrokken bij de vaststelling van het plan. De voorzieningenrechter verwijst naar de uitspraak van 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3124. Zij zijn bij de beoordeling van het besluit tot het vaststellen van het plan dan ook niet het onderwerp van toetsing door de Afdeling, in dit geval de voorzieningenrechter. De wijze waarop uitvoering mag worden gegeven aan de feitelijke bouw van de woning komt aan de orde bij de beoordeling van het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning.
Overigens heeft de raad met de belangen van [verzoeker A] en [verzoeker B] rekening gehouden en geprobeerd de eventuele trillinghinder zoveel mogelijk te beperken. In de nota van zienswijze staat namelijk dat gebruik zal worden gemaakt van een trillingsarme wijze van inbrengen van de funderingspalen waardoor nauwelijks sprake zal zijn van trillingen. Voor de bevestiging dat sprake zal zijn van een beperkte mate van trillingen, heeft de raad een trillingsonderzoek laten uitvoeren door We-Boost. Het rapport hiervan is "Trillingsonderzoek t.b.v. nieuwbouw Langestraat Wijk en Aalburg" (hierna: trillingsonderzoek), van 29 november 2023. In het trillingsonderzoek staat dat de trillingen van het bouwverkeer naar verwachting voldoen aan de grenswaarde uit de SBR-A-richtlijn en de trillingen op alle locaties minimaal 30 procent lager zijn dan de grenswaarde, zodat de kans op schade afwezig is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Gelet op het voorgaande moet het verzoek worden afgewezen.
10. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024
680-1019