Uitspraak 202207366/1/R1
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2706
- Datum uitspraak
- 3 juli 2024
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 9 juni 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad aan [vergunninghouders] een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van de agrarische bedrijfswoning, gelegen aan [locatie] te Assendelft, als plattelandswoning. De Taurushoeve exploiteert een melkveehouderij aan de Akere 7 in Assendelft. Bij dit bedrijf horen twee bedrijfswoningen. De verleende omgevingsvergunning heeft betrekking op de tweede bedrijfswoning, gelegen aan de [locatie], waarvan [vergunninghouders] eigenaar zijn en die in planologisch opzicht onderdeel uitmaakt van de melkveehouderij. De Taurushoeve vreest in haar uitbreidingsmogelijkheden te worden beperkt als gevolg van de verleende omgevingsvergunning voor het gebruik van deze bedrijfswoning als plattelandswoning. De Taurushoeve betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat het college, gelet daarop, geen omgevingsvergunning voor het gebruik als plattelandswoning heeft kunnen verlenen.
- Hoger beroep
- Project strijd bestemmingsplan
202207366/1/R1.
Datum uitspraak: 3 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
V.O.F. De Taurushoeve, gevestigd te Assendelft, gemeente Zaanstad,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 11 november 2022 in zaak nr. 21/6386 in het geding tussen:
De Taurushoeve
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2021 heeft het college aan [vergunninghouders] een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van de agrarische bedrijfswoning, gelegen aan [locatie] te Assendelft, als plattelandswoning.
Bij besluit van 18 oktober 2021 heeft het college het door De Taurushoeve daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 november 2022 heeft de rechtbank het door De Taurushoeve daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft De Taurushoeve hoger beroep ingesteld.
Het college en [vergunninghouders] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2023, waar De Taurushoeve, vertegenwoordigd door mr. E. Erkamp, [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. C.J. Loggen-ten Hoopen, advocaat te Hoofddorp, M. Kermani, R. Munts en B. Malloul, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [vergunninghouders], bijgestaan door J.C. Vijfhuizen, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 22 maart 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. De Taurushoeve exploiteert een melkveehouderij aan de Akere 7 in Assendelft. Bij dit bedrijf horen twee bedrijfswoningen. De verleende omgevingsvergunning heeft betrekking op de tweede bedrijfswoning, gelegen aan de [locatie], waarvan [vergunninghouders] eigenaar zijn en die in planologisch opzicht onderdeel uitmaakt van de melkveehouderij. De Taurushoeve vreest in haar uitbreidingsmogelijkheden te worden beperkt als gevolg van de verleende omgevingsvergunning voor het gebruik van deze bedrijfswoning als plattelandswoning.
3. Het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning is in strijd met de ingevolge het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Assendelft" op het perceel rustende bestemming "Agrarisch met waarden" dat geen plattelandswoning toestaat.
Het college heeft een omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1˚, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4.5.3 van de planregels. Op grond van laatstgenoemde bepaling is dat mogelijk als derden daar niet door worden belemmerd. [vergunninghouders] hebben een rapport van Craeft Advies van 18 maart 2021 overgelegd, waarin - samengevat - is geconcludeerd dat ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de brief van 12 mei 2021 heeft Craeft de bevindingen van een aanvullend advies luchtkwaliteitsonderzoek uiteengezet. In deze brief is op grond van berekeningen geconcludeerd dat bij een "worst case scenario" geen extra negatieve invloed te verwachten valt van een hypothetische uitbreiding en dat het vergunnen van een plattelandswoning geen belemmering vormt voor De Taurushoeve. Het college heeft het rapport van 18 maart 2021 en de brief van 12 mei 2021 aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd.
Hoger beroep De Taurushoeve
4. De Taurushoeve betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat het college, gelet daarop, geen omgevingsvergunning voor het gebruik als plattelandswoning heeft kunnen verlenen. Volgens De Taurushoeve heeft de rechtbank een onjuiste invulling gegeven aan de beoordeling van de planologisch maximale mogelijkheden en zijn door de rechtbank, met het college, de maximale planologische mogelijkheden miskend. Daarbij is het college onder meer niet van de juiste voorgevel van de bedrijfswoning van De Taurushoeve uitgegaan. Volgens De Taurushoeve is dat de korte zijde van de bedrijfswoning van De Taurushoeve en niet, zoals het college meent, de lange zijde. Bij het bepalen welke gevel als voorgevel moet worden aangemerkt, gaat het college er volgens De Taurushoeve ten onrechte van uit dat de weg die over het eigen terrein van de Akere 7 loopt een openbare weg is. Dat is volgens De Taurushoeve niet het geval. Het gaat enkel om een bedrijfsweg binnen de inrichting van De Taurushoeve op gronden met de bestemming "Tuin". Het betreft geen doorgaande weg; er komt enkel bestemmingsverkeer. De Taurushoeve heeft altijd duidelijk gemaakt dat hier sprake is van een "eigen weg" door middel van een gelijkluidend bord. Een openbaar karakter ontbreekt derhalve, aldus De Taurushoeve. Voorts is het college volgens De Taurushoeve ten onrechte alleen uitgegaan van concrete bouwplannen. Verder is ten onrechte het woon- en leefklimaat ter hoogte van de voortuin van de beoogde plattelandswoning niet beoordeeld door het college. Volgens De Taurushoeve kan in dit geval voorts zonder gedegen locatiespecifiek geuronderzoek niet worden gezegd dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en is het achterwege laten van een geuronderzoek daarom strijdig met het zorgvuldigheidsbeginsel.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 29 juli 2015, ECLI:Nl:RVS:2015:2364), wordt met de norm van een goede ruimtelijke ordening, voor zover deze ziet op de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat in een geval als dit, beoogd zowel de belangen van de omwonenden bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, als de belangen van agrarische bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen. Zoals de Afdeling verder in die uitspraak heeft overwogen, volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet plattelandswoningen dat met de figuur van de plattelandswoning is beoogd om de planologische status en niet het feitelijk gebruik van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning bepalend te laten zijn voor bescherming tegen milieuhinder. Indien een voormalige agrarische bedrijfswoning wordt bestemd als plattelandswoning maakt deze in planologisch opzicht nog steeds deel uit van de inrichting en wordt deze niet beschermd tegen de milieuemissie van deze inrichting. De inrichting wordt op deze manier niet in haar bedrijfsvoering belemmerd door het gebruik van de (voormalige) agrarische bedrijfswoning als burgerwoning. Dit betekent echter niet zonder meer dat ter plaatse van die woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd.
Het college dient een eigen afweging te maken over de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning (uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:820).
Bij de beoordeling of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat moet niet alleen rekening worden gehouden met de bestaande situatie, maar ook met de maximale planologische mogelijkheden van het plan (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:166). Daarbij is het uitgangspunt dat die beoordeling dient te worden gemaakt aan de hand van een representatieve invulling van wat ter plaatse planologisch maximaal is toegestaan (uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2579) en bijvoorbeeld ook de uitspraak van 18 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1339).
4.2. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat los van de vraag of de rechtbank een onjuiste invulling heeft gegeven van de beoordeling van de planologisch maximale mogelijkheden, het bestreden besluit juist is en hetgeen Taurushoeve aanvoert niet tot een ander oordeel kan leiden.
Het college heeft zich verder op het standpunt gesteld dat bij zijn beoordeling van de aanvraag de maximale planologische mogelijkheden zijn betrokken, waarbij er rekening mee is gehouden dat Taurushoeve zou uitbreiden aan de zijde van de plattelandswoning. Het zou volgens het college slechts om uitbreiding ten behoeve van de huidige exploitatie kunnen gaan, nu intensieve veehouderij ter plaatse niet is toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. Volgens het college is, ook als op het perceel aan de zijde van de weg van de plattelandswoning gebouwd zou mogen worden, nog geen sprake van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat, nu de plattelandswoning onderdeel van de inrichting blijft. De richtafstanden en minimumafstanden zijn niet van toepassing op de woning en de tuin. Dat de bebouwing dan op 25 tot 28 meter afstand zou kunnen komen van de plattelandswoning, is dan ook geen belemmering volgens het college. Het college heeft ter zake verwezen naar het aanvullende rapport van Craeft van 12 mei 2021.
Het college stelt zich subsidiair op het standpunt dat er ook geen (reële) mogelijke planologische uitbreidingsmogelijkheden van De Taurushoeve richting de plattelandswoning zijn. Het zou dan immers gaan om uitbreiding van het bedrijf aan de overzijde van de weg gezien vanuit De Taurushoeve, aan de zijde van de weg van de plattelandswoning. Uitbreidingsmogelijkheden ter plaatse zijn gelet op de voorgevelrooilijn niet mogelijk. Het bestemmingsplan bepaalt dat een uitbreiding achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning moet liggen. De voorgevel van de bedrijfswoning aan de Akere 7 is de lange gevel die naar de weg is gekeerd. Voor zover erop is gewezen dat de Akere doorloopt over het perceel dat in eigendom is van De Taurushoeve, stelt het college dat dit enkele feit niet maakt dat de Akere voor zover deze op het perceel van De Taurushoeve is gelegen, geen openbare weg is. Het college stelt dat het aan De Taurushoeve is om te onderbouwen dat er geen sprake is van een openbare weg en dat zij dit niet heeft gedaan. Het college stelt verder dat ook als de openbare weg Akere op zou houden bij de perceelsgrens van De Taurushoeve, de zijde van Akere 7 die uitkijkt op [locatie] nog immer de zijde is die het meest naar weg is gekeerd.
4.3. Voor zover De Taurushoeve heeft aangevoerd dat het college bij het bepalen van de maximale planologische mogelijkheden niet van de juiste voorgevel is uitgegaan wordt als volgt overwogen.
De definitie van voorgevel in artikel 1.123 van de planregels luidt:
"De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt."
Daargelaten of de weg voorbij het door De Taurushoeve geplaatste bord op het terrein van De Taurushoeve openbaar is of niet, staat tussen partijen in ieder geval vast dat de weg De Akere tot aan dat bord openbaar is. De lange gevel van de bedrijfswoning is daarop gericht. Dat geldt niet voor de korte zijde van de bedrijfswoning. Voorts is de voordeur van de bedrijfswoning in de lange gevel geplaatst. Deze lange gevel is door het college dan ook terecht als de voorgevel van de bedrijfswoning aangemerkt.
4.4. Uit de onderzoeken van Craeft blijkt niet dat uitgegaan is van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden vanwege de agrarische bedrijfsvoering van De Taurushoeve. De vraag wat een representatieve invulling is, begint met een beschrijving van wat het bestemmingsplan maximaal mogelijk maakt en vervolgens met een onderbouwing van wat als een "representatieve invulling" daarvan kan worden beschouwd. Deze stappen zijn niet te herleiden uit de aan de besluitvorming ten grondslag gelegde onderzoeken van Craeft. De onderzoeken gaan uit van de vraag of, en zo ja welke, concrete uitbreidingsplannen De Taurushoeve heeft en de vraag welke mogelijkheden het bestemmingsplan biedt om nieuwe gebouwen op te richten. Een wijziging in gebruik en de mogelijkheden om bouwwerken op te richten die geurgevoelig kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld mestopslagen, zijn in de onderzoeken niet meegenomen. Hoewel het college zich wat de mogelijkheid van het bouwen van gebouwen betreft, gelet op de ligging van de voorgevel van de bedrijfswoning, terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen uitbreidingsmogelijkheden zijn richting de beoogde plattelandswoning, heeft het miskend dat uit artikel 4.2.9 van de planregels volgt dat bouwwerken overal binnen het bouwvlak kunnen worden gebouwd tot aan de grens met de voortuin van de plattelandswoning, te weten de sloot. Ter zitting is gebleken dat niet uit te sluiten valt dat dichterbij de plattelandswoning ontwikkelingen met gevolgen voor het woon- en leefklimaat mogelijk zijn.
Uit het voorgaande volgt dat het college onvoldoende heeft onderzocht wat een representatieve invulling van de planologische mogelijkheden is. Dit is door de rechtbank niet onderkend.
Het college heeft verder bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de plattelandswoning ten onrechte geen rekening gehouden met de voortuin bij deze woning. Uit onder meer § 2.3 van het rapport van Craeft van 18 maart 2021 kan worden afgeleid dat de voortuin niet als te beschermen object is gezien en dat de beoordeling van het woon- en leefklimaat heeft plaatsgevonden ter plaatse van de voorzijde van de beoogde plattelandswoning en niet ter plaatse van de voortuin. De Afdeling volgt het college niet in het standpunt van het college ter zitting dat door de plattelandswoning alleen de functie van de woning is veranderd en dat de tuin niet meer beoordeeld hoeft te worden, omdat daar al de bestemming "Tuin" op rustte en dus al rekening zou zijn gehouden met de vraag of ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook het karakter van de tuin is gewijzigd, nu het om de voortuin bij een plattelandswoning gaat en niet langer om een voortuin bij een bedrijfswoning. Dat, zoals ter zitting eveneens is aangevoerd, de voortuin door [vergunninghouders] niet wordt gebruikt, is, daargelaten of dit inderdaad zo is, voorts niet relevant, omdat bestaand gebruik op elk moment kan worden gewijzigd.
Het college heeft voorts met betrekking tot het betoog van De Taurushoeve over een aanvullend geuronderzoek te kennen gegeven dat het aspect geur is meegenomen door Craeft in het rapport van 18 maart 2021 en dat geen nieuwe geurbronnen mogelijk zijn dichterbij de plattelandswoning. Wat dit laatste betreft, volgt uit wat hiervoor is overwogen over de representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden, dat de gevolgen van geurhinder ter plaatse van de plattelandswoning onvoldoende vast staan. Verder blijkt uit het rapport van Craeft van 18 maart 2021 alleen dat is getoetst aan de afstandsnormering op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer en aan het "Zaans Geurbeleid 2016". Deze toetsing biedt, mede gelet op de onduidelijkheid over de maximale planologische mogelijkheden, onvoldoende motivering voor de conclusie dat geen aanvullend locatiespecifiek geuronderzoek had hoeven plaats te vinden.
Uit het voorgaande volgt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat ter plaatse van de plattelandswoning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het betoog slaagt.
Conclusie
5. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van De Taurushoeve tegen het besluit van 18 oktober 2021 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit moet, gelet op wat hiervoor onder 4.4 is overwogen, wegens strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden vernietigd. Het college dient een nieuw besluit op het bezwaar van De Taurushoeve tegen het besluit van 9 juni 2021 te nemen.
6. Het college zal bij het nieuw te nemen besluit opnieuw moeten beoordelen of ter plaatse van de plattelandswoning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij dient het college te motiveren wat een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden is en dient het tevens rekening te houden met het woon- en leefklimaat ter plaatse van de voortuin van de plattelandswoning.
7. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling verder aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het door het college nieuw te nemen besluit op bezwaar slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
8. Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 11 november 2022 in zaak nr. 21/6386;
III. verklaart het beroep van De Taurushoeve tegen het besluit van 18 oktober 2021 gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad van 18 oktober 2021, kenmerk 5590886 AWB-2021-0582;
V. bepaalt dat tegen het nieuw te nemen besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad tot vergoeding van bij V.O.F. De Taurushoeve in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.500,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad aan V.O.F. De Taurushoeve het door haar voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. M.M. Kaajan, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Montagne
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2024
580
BIJLAGE
Bestemmingplan "Landelijk gebied Assendelft"
1.123 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. grondgebonden agrarische veehouderij, waaronder inbegrepen de productiegerichte paardenhouderij;
b. één bedrijfswoning per bouwvlak;
c. gebruiksgerichte paardenhouderij tot een maximum van tien paarden per bedrijf;
d. nevenactiviteiten bij het agrarische bedrijf, zoals weergegeven in lid 4.2.11;
e. een (paarden)rijbak binnen het bouwvlak;
f. behoud van de waarden van de Stelling van Amsterdam en Nationaal Landschap Laag Holland zoals grote openheid van het landschap, weidevogelgebied, veenpakketten, historische watergangen, archeologische en cultuurhistorische waarden;
g. dagrecreatief medegebruik;
h. opstapplaatsen voor kano's en boten;
i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een tweede bedrijfswoning;
j. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens het stallen van caravans;
k. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
l. ter plaatse van de aanduiding 'drafbaan' tevens voor een drafbaan;
m. ter plaatse van de aanduiding 'kas' tevens een kas;
n. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor opslag van veevoer;
o. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' tevens buiten het bouwvlak voor een (paarden)rijbak;
p. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' tevens voor een windturbine;
q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-1' tevens voor een groothandel in hekwerken;
r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden 2' tevens een plattelandswoning;
s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 4.7.3 ten behoeve van splitsing tot twee volwaardige woningen;
t. groenvoorzieningen;
u. voorzieningen ten behoeve van de de openbare nutsvoorzieningen, waterhuishouding en de luchtvaart en luchtverkeersveiligheid;
v. (recreatie)paden, bruggen en steigers;
w. water;
x en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:
a. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één grondgebonden veehouderij toegestaan;
b. tenzij door middel van een bouwvlak, bouw- of maatvoeringsaanduiding anders is aangegeven mag het bouwvlak voor maximaal 70 % worden bebouwd, met dien verstande dat geurgevoelige objecten niet mogen worden gebouwd zoals bedoeld in het Besluit landbouw milieubeheer/Activiteitenbesluit.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale bebouwingspercentage' is op de verbeelding het maximale toegestane bebouwingspercentage per bouwvlak aangegeven. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
c. bedrijfsgebouwen mogen slechts voor één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
d. bedrijfsgebouwen dienen ten minste 10 m achter (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning te worden gebouwd;
e. bedrijfsgebouwen dienen 15 m achter (het verlengde van) de verst van de weg liggende gevel (achtergevel) van een stolpboerderij te worden gebouwd;
f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
g. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste de aangegeven goot-, bouwhoogte en het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een tweede bedrijfswoning toegestaan;
c. de inhoud van de bedrijfswoning is maximaal 750 m³;
d. de woning dient voor de bedrijfsgebouwen gebouwd te worden;
e. de afstand tussen de as van de weg en de naar de weg gekeerde gevel dient ten minste de bestaande afstand te bedragen;
f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
g. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte en het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan.
4.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak worden opgericht ten behoeve van de op grond van in lid 4.1 toegelaten functies;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen met dien verstande dat de hoogte van de erfafscheiding vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
c. de bouwhoogte van voedersilo's mag niet meer bedragen dan 15 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
d. de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
e. de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
f. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 4 m bedragen;
g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
h. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 m bedragen;
i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' geldt dat (overdekte) opslag buiten het bouwvlak is toegestaan voor stallen/houden van kleinvee met een hoogte van maximaal 3 m en een gezamenlijke oppervlakte van 150 m²;
j. ter plaatse van de aanduiding "windturbine" geldt dat de hoogte van een windturbine (incl. tiphoogte) niet meer mag bedragen dan 40 m en dat er binnen een straal van 50 m geen kwetsbare objecten mogen worden gebouwd.