Uitspraak 202402904/2/V1


Volledige tekst

202402904/2/V1.
Datum uitspraak: 23 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 11 april 2024 in zaken nrs. NL24.5696, NL24.6612 en NL24.6619 in het geding tussen:

[vreemdeling 1], [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

De staatssecretaris heeft gewijzigde identiteitsgegevens van de vreemdelingen opgenomen in kennisgevingen van 28 september 2023, 28 juli 2023 en 5 januari 2024.

Bij besluiten van 7 februari 2024 en 21 februari 2024 heeft de staatssecretaris de daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 11 april 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak nieuwe besluiten op de gemaakte bezwaren neemt met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.

2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.

3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter

w.g. Jongeneel
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2024

958