Uitspraak 202201734/1/R3


Volledige tekst

202201734/1/R3.
Datum uitspraak: 22 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Vlaardingen,
2.       Gasunie Transport Services B.V., gevestigd te Groningen (hierna: Gasunie),
appellanten,

en

de raad van de gemeente Vlaardingen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Blankenburgverbinding A15/A20 (tracébesluit)" (hierna: plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en Gasunie beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 17 april 2024 behandeld, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. R. de Kamper, rechtsbijstandverlener te Groningen, Gasunie, vertegenwoordigd door mr. J. Dekker, en de raad, vertegenwoordigd door mr. B.V. Gaxiola, zijn verschenen.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 28 oktober 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Het plan beoogt uitvoering te geven aan het tracébesluit "Blankenburgverbinding" van 28 maart 2016 (hierna: tracébesluit) voor het deel dat binnen het grondgebied van de gemeente Vlaardingen valt.

3.       [appellant sub 1] is eigenaar en bewoner van de woning op het perceel [locatie] in Vlaardingen. Hij is het niet eens met het plan omdat hij vreest voor geluidoverlast van de A20 bij zijn woning.

4.       Gasunie kan zich niet verenigen met het plan vanwege het op de verbeelding van het plan ontbreken van de aardgastransportleidingen en de hierbij behorende bestemming "Leiding - Gas" en de warmtetransportleidingen en de hierbij behorende dubbelbestemming "Leiding - Warmtetransportleiding".

Toetsingskader

5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Het beroep van [appellant sub 1]

Geluid

6.       [appellant sub 1] vreest voor geluidoverlast van de A20 bij zijn woning. Hij betoogt dat het plan onzorgvuldig is voorbereid, omdat onduidelijk is welk geluidonderzoek daaraan ten grondslag is gelegd. Hij wijst daarbij op een discrepantie tussen het geluidonderzoek dat ten grondslag is gelegd aan het tracébesluit van 28 maart 2016 en het geluidonderzoek dat ten grondslag is gelegd aan het hogere waardenbesluit, dat is genomen ten behoeve van een bij besluit van 19 juni 2018 door het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen verleende omgevingsvergunning voor het planologisch afwijken en bouwen van twaalf woningen aan de Gretha Hofstralaan 95 t/m 106 in Vlaardingen. Volgens [appellant sub 1] had de raad onder deze omstandigheden niet mogen overgaan tot de vaststelling van het plan.

6.1.    De Afdeling stelt voorop, zoals ook op de zitting is besproken, dat de besluiten van 28 maart 2016 en 19 juni 2018 in deze procedure niet ter beoordeling voorliggen. In deze procedure wordt alleen de rechtmatigheid van het bestreden besluit beoordeeld. Dat betekent dat wat [appellant sub 1] heeft aangevoerd over de besluiten van 28 maart 2016 en 19 juni 2018 in deze procedure niet aan de orde kan komen.

6.2.    Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat het onduidelijk is welk geluidonderzoek aan het plan ten grondslag ligt, stelt de Afdeling vast dat de raad geen separaat onderzoek heeft laten verrichten naar geluid in het kader van de vaststelling van het plan. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling toereikend gemotiveerd waarom deze keuze is gemaakt. In paragraaf 4.3.2 van de plantoelichting staat dat er in het kader van het tracébesluit onderzoek is verricht naar de mate waarin de geluidbelastingen op de geluidgevoelige objecten beperkt blijft tot de waarde van het relevante geluidproductieplafond. Vervolgens is er een geluidonderzoek verricht naar de mate waarin in de toekomst een overschrijding van de binnenwaarde van de betreffende geluidgevoelige objecten kan optreden. De raad heeft in het verweerschrift toegelicht dat het geluidonderzoek van 25 mei 2018, dat is uitgevoerd in het kader van het hogere waardenbesluit voor de woningen aan de Gretha Hofstralaan 95 t/m 106, waaronder de woning van

[appellant sub 1], een betere weerspiegeling van de werkelijkheid geeft dan het eerdere geluidonderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het tracébesluit.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in wat [appellant sub 1] heeft aangevoerd, geen grond voor het oordeel dat het plan op het aspect van geluid onzorgvuldig is voorbereid.

Het betoog slaagt niet.

Vooroverleg

7.       [appellant sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte geen vooroverleg heeft gevoerd met Rijkswaterstaat. Dat blijkt volgens hem uit het feit dat Rijkswaterstaat geen reactie heeft gegeven op het plan.

7.1.    Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

7.2.    In paragraaf 6.2 van de plantoelichting is vermeld dat het plan in het kader van het bestuurlijke vooroverleg aan de verschillende overlegpartners is toegezonden en dat de ingekomen reacties van een beantwoording worden voorzien. De raad heeft onweersproken gesteld dat hij het concept-ontwerpbestemmingsplan op 22 juli 2021 aan Rijkswaterstaat heeft toegezonden. Ook heeft de raad toegelicht dat de opmerkingen van Rijkswaterstaat op het concept-ontwerpbestemmingsplan zijn verwerkt. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 7 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6910, onder 2.4.2, volgt uit artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro niet dat het toezenden van het voorontwerp niet voldoende is om als overleg te worden aangemerkt. Blijkens de artikelsgewijze toelichting van artikel 3.1.1 uit de nota van toelichting wordt aan de praktijk overgelaten hoe het overleg wordt gevoerd.

Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met de artikelen 3.1.1, eerste lid, van het Bro en 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bro.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.       Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. Voor hem is deze uitspraak een einduitspraak, zodat hiermee zijn procedure bij de Afdeling ten einde komt.

9.       De raad hoeft aan [appellant sub 1] geen proceskosten te vergoeden.

Het beroep van Gasunie

Aardgastransportleidingen

10.     Gasunie kan zich niet met het plan verenigen omdat de twee aanwezige aardgastransportleidingen en de hierbij behorende bestemming "Leiding - Gas" op de verbeelding van het plan ontbreken. De raad handelt volgens Gasunie hiermee in strijd met artikel 14 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (hierna: Bevb). Gasunie wijst erop dat de raad in de nota van zienswijzen heeft aangegeven dat de verbeelding is aangepast en de aardgastransportleidingen op de juiste wijze op de verbeelding zijn opgenomen, maar dat dit door een miscommunicatie niet op de elektronische verbeelding zichtbaar is.

10.1.  Artikel 14, eerste lid, van het Bevb luidt als volgt:

"Een bestemmingsplan geeft de ligging weer van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding."

10.2.  Uit artikel 11.1 van de planregels volgt dat "De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - primair bestemd voor (de bescherming van) een gasleiding met bijbehorende voorzieningen en met de daarbij behorende belemmeringenstrook". De Afdeling stelt vast dat de elektronische verbeelding bij het vastgestelde plan niet de ligging van de aardgastransportleidingen en de daarbij behorende belemmeringenstrook weergeeft. Dit betekent dat het plan in strijd is met artikel 14 van het Bevb. Verder blijkt uit paragraaf 4.6.2 van de plantoelichting dat de aanwezige leidingen in het plangebied door middel van dubbelbestemmingen zijn aangegeven. Dit betreffen de dubbelbestemmingen "Leiding - CO2", "Leiding - Gas", "Leiding - Riool" en "Leiding - Water". Hoewel de plantoelichting, naast de nota van zienswijzen, blijk geeft van de intentie van de raad om de aardgasleidingen in de verbeelding op te nemen, heeft die intentie niet geresulteerd in een juiste weergave van de aardgasleidingen in de verbeelding. Dat betekent dat het plan in zoverre in strijd is met artikel 3:2 van de Awb en artikel 14 van het Bevb.

Het betoog slaagt.

Warmtetransportleidingen

11.     Gasunie kan zich niet met het plan verenigen omdat de warmtetransportleidingen van WarmtelinQ en de hierbij behorende dubbelbestemming "Leiding - Warmtetransportleiding" met de daarbij behorende belemmeringenstrook op de verbeelding van het plan ontbreken. Ook zijn volgens Gasunie de daarbij behorende planregels ten onrechte niet in het plan opgenomen. Dit is volgens Gasunie in strijd met artikel 6.2, onder b, sub 1, van het op 13 oktober 2021 vastgestelde provinciale inpassingsplan "Warmtetransportleiding Vlaardingen - Den Haag" (hierna: het inpassingsplan).

11.1.  Artikel 3.26, vijfde lid, van de Wro luidt: "De gemeenteraad is vanaf het moment waarop het ontwerp van het inpassingsplan ter inzage is gelegd, niet langer bevoegd tot vaststelling van een bestemmingsplan voor de gronden waarop dat inpassingsplan betrekking heeft. De bedoelde bevoegdheid ontstaat weer tien jaar na vaststelling van het inpassingsplan, dan wel eerder, indien het inpassingsplan dat bepaalt."

Artikel 6.2 van het inpassingsplan luidt:

"a. De gemeenteraden van Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Rijswijk en Vlaardingen zijn na tien jaar na de vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft.

b. In afwijking van het bepaalde in lid 6.2 onder a kan de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen:

1. indien daarbij wordt voorzien in de bestemmingen en in de planregels zoals neergelegd in het inpassingsplan;

[…]"

11.2.  De Afdeling stelt vast dat de elektronische verbeelding bij het vastgestelde plan niet de ligging van de warmtetransportleidingen en de daarbij behorende belemmeringenstrook weergeeft. Ook voorziet het plan niet in de planregels zoals neergelegd in het inpassingsplan. Dit heeft de raad ook erkend. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling daarom aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met artikel 3:2 van de Awb, met artikel 6.2, onder b, sub 1, van het inpassingsplan en artikel 3.26, vijfde lid, van de Wro.

Het betoog slaagt.

Bestuurlijke lus

12.     Het besluit tot vaststelling van het plan is in strijd met artikel 3:2 van de Awb, artikel 14, eerste lid, van het Bevb, artikel 3.26, vijfde lid, van de Wro en artikel 6.2, onder b, sub 1, van het inpassingsplan. Met het oog op een spoedige beëindiging van het geschil zal de Afdeling op grond van artikel 8:51d van de Awb de raad opdragen om binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. De raad kan dit doen door:

- met inachtneming van overweging 10.2 het daar omschreven gebrek te herstellen. Bij het nemen van een nieuw of gewijzigd besluit zou de raad ervoor kunnen kiezen om de aanwezige aardgastransportleidingen en de hierbij behorende bestemming "Leiding - Gas" op te nemen op de verbeelding en dit beschikbaar te stellen op de landelijke voorziening;

- met inachtneming van overweging 11.2 het daar omschreven gebrek te herstellen. Bij het nemen van een nieuw of gewijzigd besluit zou de raad ervoor kunnen kiezen om de warmtetransportleidingen en de hierbij behorende dubbelbestemming "Leiding - Warmtetransportleiding" op te nemen op de verbeelding en te voorzien in de daarbij behorende planregels zoals neergelegd in het inpassingsplan en dit beschikbaar te stellen op de landelijke voorziening;

- de raad moet de Afdeling en Gasunie de uitkomst meedelen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.

13.     Voor Gasunie is deze uitspraak een tussenuitspraak. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond;

II.       draagt de raad van de gemeente Vlaardingen naar aanleiding van het beroep van Gasunie Transport Services B.V. op om:

- binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak, met inachtneming van wat onder 12 is overwogen, de gebreken in het besluit van 24 februari 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Blankenburgverbinding A15/A20 (tracébesluit)" te herstellen, en;

- de Afdeling en Gasunie Transport Services B.V. de uitkomst mee te delen en het gewijzigde besluit of nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.

w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Plambeck
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024

159-1091