Uitspraak 202306488/1/A3


Volledige tekst

202306488/1/A3.
Datum uitspraak: 22 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 27 september 2023 in zaak nr. 23/963 in het geding tussen:

[appellant]

en

de deken van de Orde van Advocaten Limburg.

Procesverloop

Bij brief van 29 september 2022 heeft de deken gereageerd op een klacht van [appellant] tegen een advocaat.

Bij besluit van 16 februari 2023 heeft de deken het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 6 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 27 september 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen gedane verzet ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2024, waar [appellant] is verschenen.

Overwegingen

1.       Bij uitspraak van 6 juni 2023 heeft de rechtbank buiten zitting het beroep van [appellant] kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen griffierecht heeft betaald voor de behandeling van het beroep. Volgens de rechtbank is daarbij niet gebleken dat [appellant] een goede reden heeft gehad voor het niet betalen van het griffierecht. Het verzet dat [appellant] daartegen heeft gedaan, heeft de rechtbank bij uitspraak van 27 september 2023 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

2.       Op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank die strekt tot ongegrondverklaring van het verzet. Dit zogeheten appèlverbod kan in bijzondere gevallen worden doorbroken. Daartoe bestaat alleen aanleiding als met het doen van de aangevallen uitspraak beginselen van een goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen op zodanige wijze zijn geschonden, dat geoordeeld moet worden dat geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden. Ook kan hiervoor grond bestaan, als de rechtbank de zaak ten onrechte heeft aangemerkt als een zaak die onder het appelverbod valt door een onjuiste grondslag voor haar uitspraak aan te wijzen. Vergelijk daarvoor de uitspraak van de Afdeling van 18 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2238.

3.       De Afdeling is van oordeel dat in dit geval geen redenen bestaan om het appèlverbod te doorbreken. De Afdeling zal zich daarom onbevoegd verklaren om van het hoger beroep kennis te nemen.

4.       De deken hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.

w.g. Den Ouden
voorzitter

w.g. Renkema
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024

1071