Uitspraak 202400514/1/V3


Volledige tekst

202400514/1/V3.
Datum uitspraak: 21 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 16 januari 2024 in zaak nr. NL23.33850 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Bij uitspraak van 16 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.W. van der Zanden, advocaat te Liempde, hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven. De vreemdeling heeft daarop gereageerd.

Overwegingen

1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling bij brief van 1 maart 2024 laten weten dat de vreemdeling met hulp van de IOM is vertrokken naar India, zijn land van herkomst. In de door de vreemdeling ondertekende vertrekverklaring staat expliciet vermeld dat hij ermee instemt dat nog openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel worden beëindigd. Gelet daarop heeft de vreemdeling geen belang meer bij een beoordeling van zijn hoger beroep.

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.

w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van de Kolk
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024

873-985