Uitspraak 202400271/2/R2


Volledige tekst

202400271/2/R2.
Datum uitspraak: 8 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, wonend in Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Rietstok, Gemonde" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 23 april 2024, waar [verzoeker] en anderen, van wie [verzoeker], [twee andere verzoekers], bijgestaan door mr. B.J.W. Walraven, advocaat in Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.H.L. Vossen en ir. A.L.W. Wintjes, zijn verschenen. Verder is op zitting [belanghebbende], initiatiefneemster, vertegenwoordigd door mr. K.N. Peters, advocaat in Tilburg, en [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 26 oktober 2023 is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit bepalend.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan "Rietstok, Gemonde" maakt de bouw van 28 woningen mogelijk, deels buiten het bestaand stedelijk gebied. [verzoeker] en anderen vrezen onder meer dat het bestemmingsplan leidt tot grondwateroverlast. Ook vinden zij dat de raad ten onrechte niet heeft getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom hebben zij beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan en gevraagd de voorlopige voorziening te treffen dat het bestemmingsplan wordt geschorst, zolang de Afdeling nog niet op het beroep heeft beslist.

Conclusie

3.       De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. De voorzieningenrechter schorst bij wijze van voorlopige voorziening het bestemmingsplan. Hij is er op voorhand namelijk niet van overtuigd dat het bestemmingsplan in stand kan blijven. Hieronder zal de voorzieningenrechter zijn oordeel motiveren. Dit is een voorlopig oordeel en niet bindend in de bodemprocedure.

Grondwaterstand

4.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat de effecten van het bestemmingsplan zijn op de grondwaterstand in de omgeving van het plangebied. Partijen zijn het erover eens dat het plangebied en de omgeving een erg hoge grondwaterstand hebben. Overlast als gevolg daarvan is dus niet uit te sluiten. [verzoeker] en anderen hebben onderbouwd toegelicht waarom het bestemmingsplan volgens hen zal leiden tot een opstuwing van grondwater naar de randen van het plangebied, waardoor daar verdere vernatting zal plaatsvinden. De raad heeft daar onvoldoende tegenover gesteld. Het ‘Waterplan - Bouwplan Rietstok Gemonde' van 5 oktober 2022, dat als bijlage 14 bij de plantoelichting is gevoegd, gaat alleen in op de gevolgen van het plan voor het oppervlaktewater en de daarin voorgestelde voorzieningen en niet op de gevolgen voor de grondwaterstanden. Ook in de toelichting zelf wordt hier niets over gezegd. Het door initiatiefneemster in deze procedure bij brief van 19 april 2024 nog ingebrachte rapport ‘Veldwerk en analyse grondwaterstanden te Gemonde’, geeft ook geen voldoende duidelijkheid. Dit rapport is van 5 november 2019 en bevat dus geen actuele gegevens over de grondwaterstand. Voorts gaat dit rapport wel in op de doorlaatbaarheid van de bodem, maar niet op de gevolgen van het plan voor de grondwaterstand in de omgeving. Ook de in die brief geciteerde e-mail geeft die duidelijkheid niet. Kortom, er is op dit moment naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende inzicht in de gevolgen van het plan voor de grondwaterstand in een gebied met een nu al hoge grondwaterstand.

Ladder voor duurzame verstedelijking

5.       De voorzieningenrechter is daarnaast van oordeel dat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening, omdat de raad het plan niet heeft getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

In paragraaf 4.1.2 van de plantoelichting wordt ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking. Daar wordt gesteld dat het plan voorziet in 25 woningen binnen bestaand stedelijk gebied en 3 daarbuiten. De toetsing aan de ladder geldt dus alleen voor die 3 woningen. Projecten met minder dan twaalf woningen worden niet gezien als stedelijke ontwikkeling, dus is een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet nodig, aldus die paragraaf in de plantoelichting.

Uit die paragraaf in de plantoelichting maakt de voorzieningenrechter dus op dat er niet is getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Dat oordeel is volgens de voorzieningenrechter niet juist. De vraag of sprake is van een stedelijke ontwikkeling moet los worden gezien van de vraag of deze in bestaand stedelijk gebied ligt. Het totale plan voorziet in 28 woningen. Dat zijn er meer dan twaalf. Dat is dus een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dan moet worden bezien of daar kwantitatief en kwalitatief behoefte aan bestaat. De raad heeft op de zitting toegelicht dat die behoefte wel is onderzocht en bezien. Zij wijst daarbij op paragraaf 4.3.2 van de plantoelichting. Uit die paragraaf kan wellicht worden opgemaakt dat aan de 28 voorziene woningen behoefte bestaat. Maar dat lost nog niet het gebrek op dat in ieder geval een aantal woningen buiten bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. In dat geval vereist de laddertoets dat de raad moet bezien of de ontwikkeling op alternatieve locaties binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is. Die beoordeling heeft in ieder geval niet plaatsgevonden.

Overige gronden

6.       In de overige beroepsgronden ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter verwacht namelijk niet dat deze beroepsgronden in de hoofdzaak slagen.

Tot slot

7.       Ter voorlichting van partijen merkt de voorzieningenrechter op dat de geconstateerde gebreken herstelbaar zijn via nader onderzoek. Het is dan mogelijk om een opheffing van deze voorlopige voorziening te verzoeken, bijvoorbeeld als er een aanvullend onderzoek naar de gevolgen van het bestemmingsplan voor de grondwaterstanden en een motivering over de ladder voor duurzame verstedelijking zijn, waaruit blijkt dat de voorlopig geconstateerde gebreken kunnen worden hersteld.

8.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst het besluit van de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel van 26 oktober 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Rietstok, Gemonde";

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.846,78, waarvan € 1.750,00 is toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.      gelast dat de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht van € 187,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Van Gastel
voorzieningenrechter

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024

638-1075