Uitspraak 202401153/1/V3


Volledige tekst

202401153/1/V3.
Datum uitspraak: 8 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 januari 2024 in zaak nr. NL23.6881 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij besluit van 7 februari 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

1.       De vreemdeling is een 85-jarige Oekraïense vrouw die tijdelijke bescherming geniet in Nederland volgens de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Zij woont in Nederland bij haar dochter en haar gezin, die allemaal de Nederlandse nationaliteit hebben. De vreemdeling heeft een aanvraag ingediend om haar een reguliere verblijfsvergunning te verlenen zodat zij familie- en gezinsleven met hen kan blijven uitoefenen (artikel 8 van het EVRM). Het verblijfsrecht dat zij op dit moment heeft in Nederland is daarvoor volgens haar onvoldoende, omdat dit verblijfsrecht slechts tijdelijk van aard is. Volgens de rechtbank heeft de staatssecretaris de artikel 8 van het EVRM-beoordeling op verschillende punten ondeugdelijk gemotiveerd. Zij heeft het beroep van de vreemdeling om die reden gegrond verklaard.

2.       In zijn eerste grief klaagt de staatssecretaris terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de afwijzing van de aanvraag in dit geval niet tot gevolg heeft dat de vreemdeling van haar dochter en haar gezin wordt gescheiden, waardoor al daarom geen sprake is van een inbreuk op het familie- en gezinsleven. De Afdeling volgt de staatssecretaris daarbij echter niet in zijn betoog dat de rechtbank gelet daarop ten onrechte procesbelang heeft aangenomen. Dat betoog baseert de staatssecretaris op de uitspraak van de Afdeling van 17 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1060, onder 4.2, maar die uitspraak gaat juist over de inhoud van de artikel 8 van het EVRM-beoordeling en niet over het ontbreken van procesbelang. Uit die uitspraak volgt wel dat in de nu voorliggende situatie geen schending van artikel 8 van het EVRM optreedt, omdat de tijdelijke bescherming die de vreemdeling op dit moment geniet niet van een belemmering getuigt om het familie- en gezinsleven uit te oefenen. Artikel 8 van het EVRM strekt ook niet zo ver dat het een aanvrager recht geeft op een bepaald type verblijfsvergunning. Er is daarom geen sprake van inmenging als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het EVRM. De grief slaagt.

3.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de staatssecretaris verder heeft aangevoerd te bespreken. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

4.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 januari 2024 in zaak nr. NL23.6881;

III.      verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.

w.g. Sevenster
voorzitter

w.g. Schippers
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024

873