Uitspraak 202207153/1/R1


Volledige tekst

202207153/1/R1.
Datum uitspraak: 8 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Uden, gemeente Maashorst,

2.       [appellant sub 2], wonend te Uden, gemeente Maashorst,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Maashorst,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Woongebieden Kom Uden 2022" (hierna: het plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [persoon A] en anderen, [persoon B], [persoon C] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2024, waar voor zover hier van belang [appellant sub 2], bijgestaan door mr. A.A.P.M. Theunen, advocaat te Veghel, en de raad, vertegenwoordigd door mr. N.A.C.E. Driessen, zijn verschenen.

De Afdeling heeft de beroepen van [persoon A] en anderen, [persoon B] en [persoon C] na de zitting afgesplitst en voortgezet onder zaak nr. 202207153/3/R1.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 30 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de woonwijken van de kern Uden met uitzondering van het centrum, Uden-zuid en Uden-noord.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Het beroep van [appellant sub 1]

4.       [appellant sub 1] woont aan de [locatie A] in Uden. Zij voert aan dat voor een opbouw op het aangrenzende perceel aan de [locatie B] een omgevingsvergunning is verleend en dat deze onjuist is overgenomen op de verbeelding van het plan. Zij wijst erop dat een opbouw is vergund met een lengte van 5 m en een breedte van 8 m. Met de vergunde lengte van 5 m is de afstand tussen haar perceel en de opbouw 10 m. Volgens [appellant sub 1] wijkt het plan af van de verleende vergunning, omdat de opbouw daarin een lengte heeft van 8 m in plaats van 5 m, waardoor op de verbeelding een afstand van 7 m in plaats van 10 m tussen haar perceel en de opbouw is opgenomen.

4.1.    De raad heeft erkend dat de afmetingen van het vergunde bouwplan voor de opbouw onjuist zijn overgenomen op de verbeelding. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid vastgesteld.

Het betoog slaagt. Het besluit van de raad moet gedeeltelijk worden vernietigd.

4.2.    De Afdeling ziet aanleiding om zelf voorziend de verbeelding aan te passen zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende bijlage. Het is niet aannemelijk dat derde-belanghebbenden hierdoor in hun belangen worden geschaad.

Het beroep van [appellant sub 2]

5.       [appellant sub 2] woont aan de [locatie C]. Dat adres omvat de kadastrale percelen M 7645, M 7646 en M 7647. Met het plan hebben de kadastrale percelen M 7645 en M 7646 de bestemming "Gemengd-2" gekregen. Op het perceel M 7647 staat zijn woning. Dit perceel heeft met het plan de bestemming "Wonen" gekregen. Op dit perceel staan ook een bouwwerk ter grootte van 91 m² (hierna: het bouwwerk) en een overkapping van 35 m². In het voorgaande bestemmingsplan hadden de gronden waarop het bouwwerk en de overkapping staan, de bestemming "Dienstverlening" in plaats van "Wonen".

5.1.    [appellant sub 2] betoogt dat het bouwwerk samen met de overkapping  wegens de verwevenheid met het naastgelegen gebouw moet worden gevoegd bij het bouwvlak binnen de bestemming "Gemengd-2". Het stond ten dienste van de bestemming "Dienstverlening" in het vorige plan en het staat nu volgens hem ten dienste van de bestemming "Gemengd-2". Ten onrechte zijn volgens hem de gronden waarop het bouwwerk en de overkapping staan binnen de bestemming "Wonen" gebracht. Hierdoor wordt hij onevenredig benadeeld. Door het anders bestemmen van het bouwwerk en de overkapping worden volgens hem geen belangen van derden geschaad. Ook brengt een eventuele sloop van het bouwwerk en de overkapping voor hem aanzienlijke kosten met zich.

5.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er geen aanleiding bestaat aan de gronden met het bouwwerk en de overkapping de bestemming "Gemengd-2" toe te kennen. De gemeente heeft controles uitgevoerd en daaruit is naar voren gekomen dat het bouwwerk, waarin onder meer een biljart staat, voor privédoeleinden wordt gebruikt. [appellant sub 2] heeft zelf verklaard dat het bouwwerk voor privédoeleinden wordt gebruikt, maar ook wel door personeel. [appellant sub 2] heeft met die verklaring niet aannemelijk gemaakt dat het bouwwerk in overwegende mate voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt. Het enkele feit dat er soms personeelsfeestjes en borrels in het bouwwerk worden gehouden, biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Ook in de omstandigheid dat het afbreken van het bouwwerk voor [appellant sub 2] financiële kosten met zich brengt, heeft de raad geen aanleiding hoeven zien om het bouwwerk binnen de bestemming "Gemengd-2" te brengen en het bouwvlak ten dienste van deze bestemming te vergroten. Het bouwvlak ligt in het plan, zoals ook in het voorgaande plan, namelijk strak om een bestaand bedrijfsgebouw heen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant sub 2] er indertijd zelf voor heeft gekozen te bouwen zonder tevoren de vereiste vergunning aan te vragen. Daarmee heeft hij een risico genomen dat voor zijn rekening moet blijven.

De Afdeling wijst er ten overvloede op dat er binnen de bestemming "Wonen" 118 m2  aan bijgebouwen vergunningvrij is toegestaan in het achtererfgebied en het aan [appellant sub 2] is om daaraan invulling te geven.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.       Het beroep van [appellant sub 1] is gegrond. De Afdeling zal het bestreden besluit vernietigen, voor zover het betreft de verbeelding voor het perceel [locatie B]. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat de verbeelding voor het perceel [locatie B] wordt aangepast zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende bijlage. De Afdeling zal de raad opdragen om ervoor zorg te dragen dat dit wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.

7.       Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.

8.       Ten aanzien van [appellant sub 1] is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten niet gebleken. De raad hoeft de proceskosten van [appellant sub 2] niet te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant sub 1] gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van Maashorst van 20 oktober 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woongebieden Kom Uden 2022", voor zover het betreft de verbeelding voor het perceel [locatie B];

III.      bepaalt dat de verbeelding voor het perceel [locatie B] wordt aangepast zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende bijlage;

IV.     bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 20 oktober 2022, voor zover dit is vernietigd;

V.      draagt de raad van de gemeente Maashorst op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II en III worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;

VI.     verklaart het beroep van [appellant sub 2] ongegrond;

VII.     gelast dat de raad van de gemeente Maashorst aan [appellant sub 1] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.H. van Breda en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen
voorzitter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024

91-1036

Bijlage