Uitspraak 202302379/1/R1, 202206937/1/R1 en 202302380/1/R1


Volledige tekst

202302379/1/R1, 202206937/1/R1 en 202302380/1/R1.
Datum uitspraak: 8 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Montfoort,
2.       [appellant sub 2], wonend te Montfoort,
3.       [appellant sub 3], wonend te Montfoort,
appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Montfoort,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2021 heeft het college bewoners geïnformeerd over de verplaatsing van de verzamelcontainers ter hoogte van de Waterpoort/Boslaan in Montfoort naar de locatie ter hoogte van de parkeerplaats aan de Verlengde Hoogstraat en heeft het daarbij die locatie aangewezen voor de verzamelvoorziening van huishoudelijk restafval.

Op 20 juli 2021 heeft het college per brief aan bewoners medegedeeld dat de verplaatsing van de verzamelcontainers zal worden uitgesteld.

Bij besluit van 16 december 2021 heeft het college het besluit van 5 juli 2021 herroepen en bewoners geïnformeerd dat de verzamelcontainers niet verplaatst worden.

Het door [appellant sub 2] hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 7 april 2022 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Bij besluit van 29 augustus 2022 heeft het college het besluit van 7 april 2022 ingetrokken en het bezwaar van [appellant sub 2] ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 29 november 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het beroep van [appellant sub 2] tegen de besluiten van 7 april 2022 en 29 augustus 2022. De rechtbank heeft dit beroep ter behandeling aan de Afdeling doorgezonden.

Bij besluit van 14 februari 2023 heeft het college het handhavingsverzoek van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] tegen de verzamelcontainers aan de Waterpoort/Boslaan afgewezen.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 2] en [appellant sub 3] bezwaar gemaakt en op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het college verzocht om instemming met rechtstreeks beroep bij de Afdeling. Het college heeft dat verzoek ingewilligd.

Bij besluit van 14 februari 2023 heeft het college de locatie ter hoogte van de Waterpoort/Boslaan in Montfoort aangewezen voor de verzamelvoorziening van huishoudelijk restafval.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] bezwaar gemaakt en op grond van artikel 7:1a van de Awb het college verzocht om instemming met rechtstreeks beroep bij de Afdeling. Het college heeft dat verzoek ingewilligd.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaken 202302379/1/R1, 202206937/1/R1 en 202302380/1/R1 gevoegd op een zitting behandeld op 19 maart 2024, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3], bijgestaan door mr. E.F. van der Goot, advocaat te Leeuwarden, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.G.A. de Boer, advocaat te Baarn, en S.N. Esteie, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 1] zijn omwonenden van de locatie van de verzamelcontainers aan de Waterpoort/Boslaan.

2.       Op 5 juli 2021 heeft het college bewoners geïnformeerd over de verplaatsing van de verzamelcontainers ter hoogte van de Waterpoort/Boslaan in Montfoort naar de locatie ter hoogte van de parkeerplaats aan de Verlengde Hoogstraat en heeft het daarbij laatstgenoemde locatie aangewezen voor de verzamelvoorziening van huishoudelijk restafval. Volgens dit besluit vormt het plaatsen van afval op de huidige locatie een probleem, omdat er afval naast de verzamelcontainers wordt gezet en dit afval verwaait in de Hollandsche IJssel. In de brief van 20 juli 2021 heeft het college aan de bewoners laten weten dat de verplaatsing zal worden uitgesteld. Op 16 december 2021 heeft het college de bewoners gemeld dat de verzamelcontainers niet worden verplaatst. Het college verwacht namelijk niet dat het verplaatsen van de verzamelcontainers het probleem van de verwaaiing zal oplossen. Daarom zal het college maatregelen nemen om de locatie actief schoon te houden en de omgeving te vergroenen, zodat inwoners gestimuleerd worden om geen afval naast de verzamelcontainers te plaatsen.

3.       Aanvankelijk heeft het college niet onderkend dat de brieven van 5 juli 2021 en 16 december 2021 besluiten zijn, noch dat de locatie aan de Waterpoort/Boslaan - hoewel als zodanig in gebruik - niet was aangewezen als verzamelvoorziening voor huishoudelijk afval. Het college heeft het bezwaar van [appellant sub 2] tegen het besluit van 16 december 2021 bij het besluit van 7 april 2022 dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dat besluit heeft [appellant sub 2] beroep ingesteld. Daarna heeft het college bij besluit van 29 augustus 2022 het besluit tot niet-ontvankelijkverklaring ingetrokken en het bezwaar van [appellant sub 2] alsnog ongegrond verklaard.

4.       Op 5 december 2022 hebben [appellant sub 2] en [appellant sub 3] een handhavingsverzoek ingediend vanwege aanwezigheid en het gebruik van de verzamelcontainers aan de Waterpoort/Boslaan, terwijl deze locatie niet is aangewezen als inzamelingsplaats voor afval. Op 14 februari 2023 heeft het college het handhavingsverzoek van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] afgewezen, omdat er zicht is op legalisatie van de situatie. Bij besluit van diezelfde datum heeft het college de locatie ter hoogte van de Waterpoort/Boslaan in Montfoort aangewezen als locatie voor de verzamelvoorziening van huishoudelijk restafval. Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 1] beroep ingesteld.

Verplaatsing van de verzamelcontainers

5.       [appellant sub 2] betoogt dat het besluit van 7 april 2022 is genomen in strijd met de hoorplicht en in strijd met de Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Montfoort 2020.

5.1.    [appellant sub 2] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 april 2022. Bij besluit van 29 augustus 2022 heeft het college dat besluit ingetrokken. Het besluit van 29 augustus 2022 wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.

5.2.    De intrekking van het besluit van 7 april 2022 leidt ertoe dat dat besluit geen werking meer heeft. De bestuursrechter is alleen gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan.

In dit geval heeft [appellant sub 2] geen actueel en reëel belang bij zijn beroep tegen het besluit van 7 april 2022. Om die reden worden de gronden tegen het besluit van 7 april 2022 niet besproken worden en zal zijn beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk worden verklaard.

6.       [appellant sub 2] betoogt dat het besluit van 29 augustus 2022 in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens [appellant sub 2] heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom het van het besluit van 5 juli 2021 terugkomt. De locatie aan de Waterpoort/Boslaan is volgens [appellant sub 2] ongeschikt en het college had al voorbereidingen getroffen voor de verplaatsing naar de Verlengde Hoogstraat. Ook heeft het college niet toegelicht in hoeverre de belangen van derden een rol hebben gespeeld.

6.1.    Bij het besluit van 29 augustus 2022 heeft het college het besluit van 16 december 2021 om de verzamelvoorziening niet te verplaatsen gehandhaafd. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het verplaatsen van de verzamelcontainers het probleem van bijplaatsing niet oplost. Volgens het college zijn er geen zwaarwegende belangen die zich ertegen verzetten dat het college de verzamelcontainers laat staan op de huidige locatie. Ook stelt het college dat het de belangen van verschillende bewoners bij de besluitvorming heeft betrokken. In het besluit van 29 augustus 2022 is het college daarop niet verder ingegaan. Op de zitting van de Afdeling heeft het college toegelicht dat het ook de belangen van de bewoners van de locatie ter hoogte van de parkeerplaats aan de Verlengde Hoogstraat heeft meegewogen, evenals de aanwezigheid van de ter plaatse gevestigde supermarkt. Het college heeft op de zitting verder toegelicht dat het heeft geconcludeerd dat de verplaatsing leidt tot nieuwe bezwaren en dat de inzamelvoorziening dus beter op de huidige locatie kan blijven, waarbij maatregelen worden genomen om mogelijke overlast te beperken of te voorkomen. Het college heeft deze motivering over de verschillende belangen echter niet vermeld in het besluit van 29 augustus 2022. Uit artikel 7:12, eerste lid, van de Awb volgt dat een beslissing op bezwaar moet berusten op een kenbare en deugdelijke motivering. Deze motivering moet bij de bekendmaking van de beslissing worden vermeld. Aangezien het college in het besluit van 29 augustus 2022 niet heeft gemotiveerd welke belangen ertoe hebben geleid dat het college is teruggekomen van het besluit om de verzamelcontainers te verplaatsen, is dat besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.

Het betoog slaagt.

7.       [appellant sub 2] betoogt dat het besluit van 29 augustus 2022 is genomen in strijd met de hoorplicht. Volgens [appellant sub 2] was er geen reden voor toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

7.1.    Met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb, kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Die situatie doet zich hier niet voor. [appellant sub 2] heeft in zijn bezwaarschrift betoogd dat het besluit van het college van 16 december 2021 onvoldoende is gemotiveerd. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het college op de zitting van de Afdeling toegelicht dat het, mede gelet op de belangen van derden, niet langer bereid was om de locatie van de inzamelvoorziening te verplaatsen. Het college heeft [appellant sub 2] ten onrechte de mogelijkheid onthouden om zich daarover uit te laten en om zijn bezwaren over de locatie toe te lichten. De Afdeling ziet geen aanleiding ziet om aan te nemen dat er redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was of het bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit. Het college heeft het besluit van 29 augustus 2022 daarom genomen in strijd met de hoorplicht zoals bedoeld in artikel 7:2 van de Awb.

Het betoog slaagt.

8.       Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat het college in het besluit van 29 augustus 2022 ten onrechte niet heeft voorzien in een vergoeding van de proceskosten vanwege de intrekking van het besluit van 7 april 2022, overweegt de Afdeling dat het bezwaarschrift van 23 januari 2022 door hemzelf is ondertekend en ingediend. Ook indien zou worden aangenomen dat de advocaat van [appellant sub 2] ondersteuning heeft geboden bij het opstellen van het bezwaarschrift, biedt artikel 2, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht geen aanknopingspunten voor een vergoeding van het opstellen van processtukken die op eigen naam worden ingediend.

Aanwijzings- en handhavingsbesluit

9.       [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat het college hun verzoek om handhaving tegen de verzamelcontainers aan de Waterpoort/Boslaan bij het besluit van 14 februari 2023 ten onrechte heeft afgewezen. Daartoe voeren zij aan dat die locatie niet was aangewezen als inzamelingsvoorziening.

9.1.    Het college heeft het handhavingsverzoek van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] afgewezen, omdat het college de locatie aan de Waterpoort/Boslaan bij besluit van eveneens 14 februari 2023 heeft aangewezen als verzamelvoorziening van huishoudelijk restafval.

9.2.    Op grond van artikel 7, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening Montfoort 2020 (hierna: de afvalstoffenverordening), kan het college aanwijzen via welk inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt. Een inzamelvoorziening is volgens artikel 1, aanhef en onder e, van deze afvalstoffenverordening een bewaarmiddel of een bewaarplaats voor de inzameling van afvalstoffen voor meerdere huishoudens. Uit artikel 7, tweede lid, van de afvalstoffenverordening volgt dat wanneer het college voor een verzamelcontainer als inzamelvoorziening kiest, het ook is gehouden de locatie van deze inzamelvoorziening aan te wijzen in een besluit. Niet in geschil is dat de verzamelcontainers op de locatie Waterpoort/Boslaan ten tijde van het handhavingsverzoek in gebruik waren, terwijl die locatie niet was aangewezen als inzamelingvoorziening voor afval. Hierom was er sprake van een overtreding van artikel 7, tweede lid, van de afvalstoffenverordening en was het college bevoegd hiertegen handhavend op te treden.

9.3.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.

9.4.    Het standpunt van het college komt erop neer dat er op 14 februari 2023 niet langer een overtreding aanwezig was, omdat er concreet zicht op legalisatie was. Het besluit tot het aanwijzen van de locatie Waterpoort/Boslaan als inzamelvoorziening is genomen op dezelfde dag als de beslissing op het handhavingsverzoek. Het aanwijzingsbesluit is op 20 februari 2023 gepubliceerd in het Gemeenteblad (nr. 73381) en daarna in werking getreden. Het college heeft naar aanleiding van het handhavingsverzoek en de standpunten van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] adviezen gevraagd aan Cyclus, het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (hierna: het HDSR) en Veilig Verkeer Nederland (hierna: VVN) over de aanwijzing van de locatie. De adviezen hebben het college tot de conclusie geleid dat de locatie geschikt is voor de inzameling van huishoudelijk afval en het college heeft de locatie op 14 februari 2023 als zodanig aangewezen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college hiermee aannemelijk gemaakt dat er concreet zicht op legalisatie was en heeft het voldoende gemotiveerd waarom is afgezien van handhavend optreden. Voor zover [appellant sub 2] en [appellant sub 3] in dit verband nog betogen dat het college vooringenomen was, ziet de Afdeling daarvoor geen aanleiding, aangezien het college op basis van de standpunten van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] adviezen heeft gevraagd aan drie partijen en deze heeft meegenomen in de besluitvorming.

Het betoog slaagt niet.

Geschiktheid aangewezen locatie

10.     Bij het besluit van 14 februari 2023 heeft het college de locatie ter hoogte van de Waterpoort/Boslaan in Montfoort alsnog aangewezen voor de verzamelvoorziening van huishoudelijk restafval. In artikel 6, onder m, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2020 Montfoort is bepaald dat huishoudelijk restafval ingezameld wordt middels een daartoe van gemeentewege geplaatste verzamelcontainer voor de gebruikers van een aantal percelen. De beroepen richten zich niet tegen het toepassen van het uitvoeringsbesluit. De keuze van het gemeentebestuur om gebruik te maken van afvalcontainers, ligt daarom niet ter beoordeling voor.

Bij de keuze van een locatie voor afvalcontainers moet het college een afweging maken van alle betrokken belangen die betrokken zijn bij de aanwijzing van de locatie. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de afvalcontainers. Als dat zo is, beoordeelt de Afdeling vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een voorgestelde geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

11.     [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat het college de locatie aan de Waterpoort/Boslaan niet had mogen aanwijzen voor de inzameling van afval. Het afval dat naast de containers wordt geplaatst verwaait namelijk in de Hollandsche IJssel, omdat de bovengrondse verzamelcontainers naast het water staan. Dit leidt tot schade aan de natuur en het straatbeeld is hierdoor onaantrekkelijk. De vrachtwagens waar de containers in worden geleegd zorgen tevens voor verkeersoverlast op de kruising. Bovendien heeft het college het aanwijzingsbesluit onzorgvuldig voorbereid, omdat hun belangen niet voldoende zijn betrokken in de besluitvorming. Daartoe voeren [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] aan dat het college ten onrechte is teruggekomen van het besluit om de containers te verplaatsen en dat het college deze draai onvoldoende heeft gemotiveerd. Ook heeft het college niet op de juiste manier om advies gevraagd aan Cyclus en het HDSR, omdat de vragen van het college niet duidelijk zijn geformuleerd en deze ook niet juist zijn beantwoord.

11.1.  Het college heeft voorafgaand aan het aanwijzingsbesluit bij Cyclus, het HDSR en VVN advies ingewonnen over de geschiktheid van de locatie aan de Waterpoort/Boslaan als inzamelplaats voor afval. Ook heeft het college aan Cyclus en VVN advies gevraagd over de locatie aan de Verlengde Hoogstraat. Het college heeft zich er hiermee rekenschap van gegeven dat er, gelet op de wisselende standpunten van het college, een nieuwe beoordeling moest plaatsvinden over de geschikte locatie voor de afvalcontainers. Naar het oordeel van de Afdeling mocht het college opnieuw bezien welke locatie geschikt is als inzamelvoorziening. Bij [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en [appellant sub 1] was ten tijde van het besluit van 14 februari 2023 genoegzaam bekend dat het college zich hierover een nieuw oordeel zou vormen. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het college voorafgaand aan het besluit om de huidige locatie aan te wijzen niet de nodige kennis heeft verzameld over de relevante feiten en af te wegen belangen. Ook zijn naar het oordeel van de Afdeling de belangen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] voldoende bij de besluitvorming zijn betrokken. Uit het dossier volgt dat er veelvuldig contact met hen is geweest door middel van e-mails en gesprekken. Het is duidelijk dat er in de procedure over de bovengrondse afvalcontainers aan de Waterpoort/Boslaan veel mis is gegaan. Het college heeft dat ook erkend. De vraag die hier nu ter beoordeling voorligt is of het college de locatie aan de Waterpoort/Boslaan heeft kunnen aanwijzen als inzamelingvoorziening voor huishoudelijk afval.

11.2.  De vraagstelling van het college aan het HDSR was of de containers goed staan op de huidige feitelijke locatie aan de Waterpoort/Boslaan, of de afvalcontainers effect hebben op de kwaliteit van het water en of de containers verplaatst moeten worden. Volgens het HDSR hinderen de containers haar niet en zijn deze niet nadelig voor de waterkwaliteit van de Hollandsche IJssel.

Het college heeft aan Cyclus gevraagd wat de voor- en nadelen zijn van de locatie aan de Waterpoort/Boslaan en de Verlengde Hoogstraat in het kader van het verkeer, wat de gevaarpunten zijn en wat haar advies is over de plaatsing van containers op de locaties. Cyclus heeft als antwoord gegeven dat de vrachtwagen die het afval ophaalt op de huidige locatie aan de Waterpoort/Boslaan de doorgang tijdelijk blokkeert in de straat en dat de alternatieve locatie aan de Verlengde Hoogstraat gevaarlijker is vanwege de drukte van het kruispunt. Het advies van VVN over de plaatsing van de afvalcontainers is dat de huidige locatie beter voldoet aan de verkeersveiligheidseisen dan de locatie aan de Verlengde Hoogstraat, omdat er op die alternatieve locatie veel zoekgedrag is naar parkeerplaatsen en er veel beweging is van fietsers en voetgangers met winkelwagens.

Anders dan [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen, vindt de Afdeling de hiervoor genoemde vragen niet onduidelijk. Ook is de Afdeling van oordeel dat de reacties van deze partijen voldoende volledig waren. Het college heeft deze adviezen dan ook bij zijn besluitvorming kunnen betrekken.

11.3.  De vrees van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] over het verwaaien van bijgeplaatst afval in de Hollandsche IJssel, geeft de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet voor de locatie aan de Waterpoort/Boslaan heeft mogen kiezen. Het tegengaan van het bijplaatsen van afval is een kwestie van handhaving en het college heeft onder ogen gezien dat zwerfaval naast de containers kan verwaaien in de Hollandsche IJssel. Daarom heeft het college, zoals het ook ter zitting van de Afdeling heeft herhaald, toegezegd maatregelen te nemen om de bijplaatsing van afval naast de containers te verminderen en bijgeplaatst afval op basis van meldingen zo spoedig mogelijk te verwijderen.

Ook de door [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] gestelde verkeersoverlast hoefde voor het college geen reden te zijn om af te zien van het aanwijzen van de locatie aan de Waterpoort/Boslaan. Dat de vrachtwagen die de containers leegt tijdelijk de weg blokkeert voor eventueel vrachtverkeer en andere weggebruikers tijdelijk hindert, acht de Afdeling een gevolg van normale omstandigheden.

11.4.  Gelet op het voorgaande, is de Afdeling van oordeel dat het college de locatie Waterpoort/Boslaan geschikt heeft mogen achten als verzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval.

De betogen slagen niet.

12.     [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen voorts dat de locatie aan de Verlengde Hoogstraat geschikter is. Op deze locatie is het namelijk mogelijk om de containers onder de grond te plaatsen. Het college heeft volgens [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hierbij niet voldoende gemotiveerd waarom de alternatieve locatie niet wordt aangewezen.

12.1.  Zoals hiervoor is overwogen, heeft het college de aangewezen locatie geschikt mogen achten als verzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

De Afdeling is van oordeel dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd dat de aangedragen alternatieve locatie niet in die mate geschikter is dan de aangewezen locatie. Daarbij heeft het college veel belang mogen hechten aan de verkeersveiligheid. Het aanwijzen van de locatie aan de Verlengde Hoogstraat zou volgens het college leiden tot een minder veilige verkeerssituatie, omdat daar vanwege de aanwezigheid van de supermarkt veel zoekgedrag is naar parkeerplaatsen en er veel bewegingen van fietsers zijn en van voetgangers met winkelwagens. Daarbij heeft het college kunnen verwijzen naar de adviezen van Cyclus en VVN. Hoewel [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] bezwaren hebben tegen de aanwijzing van een locatie voor de inzameling van huishoudelijk afval dichtbij hun woning, volgt de Afdeling niet hun betoog dat de locatie aan de Verlengde Hoogstraat zodanig geschikter is dat het college daarvoor had moeten kiezen. Ook ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de mogelijkheid tot het plaatsen van een ondergrondse afvalcontainer tot de conclusie zou moeten leiden dat de alternatieve locatie geschikter is dan de aangewezen locatie.

Het betoog slaagt niet.

Slotoverwegingen

13.     Het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 7 april 2022 is niet-ontvankelijk.

14.     Het beroep van rechtswege van [appellant sub 2] tegen het besluit van 29 augustus 2022 is gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, althans voor zover het college daarbij het besluit van 16 december 2021 heeft gehandhaafd. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen deel van het besluit van 29 augustus 2022 in stand te laten. Uit de voorgaande overwegingen volgt immers dat het college de Waterpoort/Boslaan heeft kunnen aanwijzen als locatie voor de verzamelvoorziening van huishoudelijk restafval. Het dient daarom geen doel als het college wordt opgedragen om het besluit van 29 augustus 2022 alsnog te voorzien van een verbeterde motivering.

15.     Het beroep van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] tegen het handhavingsbesluit van 14 februari 2023 is ongegrond.

16.     De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] tegen het aanwijzingsbesluit van 14 februari 2023 zijn ongegrond.

Proceskosten

17.     Het college moet de proceskosten aan [appellant sub 2] vergoeden. [appellant sub 2] heeft verzocht om toekenning van een hogere dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding. Er is echter niet gebleken van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht die ertoe leiden dat hiervan afgeweken moet worden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 7 april 2022 niet-ontvankelijk;

II.       verklaart het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 29 augustus 2022 gegrond;

III.      vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Montfoort van 29 augustus 2022, voor zover het college daarbij het besluit van 16 december 2021 heeft gehandhaafd;

IV.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van dat besluit geheel in stand blijven;

V.       verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] tegen het handhavingsbesluit van 14 februari 2023 ongegrond;

VI.      verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en [appellant sub 3] tegen het aanwijzingsbesluit van 14 februari 2023 ongegrond;

VII.     veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Montfoort tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.213,29, waarvan € 2.187,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Montfoort aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.

w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Wijgerde
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024

672-1083