Uitspraak 202305881/1/R1 en 202305905/1/R1


Volledige tekst

202305881/1/R1 en 202305905/1/R1.
Datum uitspraak: 8 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Stichting Verkeersveilig en Gezond Westerkoog, gevestigd te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad (hierna: de stichting),
appellante,

en

1.       de raad van de gemeente Zaanstad,
2.       het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Westerkoog deelplan 1" (hierna: bestemmingsplan deelplan 1) vastgesteld.

Bij besluit van 1 augustus 2023 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 77 appartementen, een sportschool en huisvesting van het sociaal wijkteam.

Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).

Bij besluit van 20 juli 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Westerkoog deelplan 3" (hierna: bestemmingsplan deelplan 3) vastgesteld.

Tegen de hiervoor genoemde besluiten heeft de stichting beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

SENS Real Estate B.V. heeft een nadere uiteenzetting gegeven.

De stichting, de raad en Stichting Parteon (hierna: Parteon) hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 16 april 2024, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad en het college, vertegenwoordigd door A. Bergstra, vergezeld van ing. R. Kuipers en ing. R. van der Leije, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting SENS Real Estate B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B], bijgestaan door mr. C.J. Visser, advocaat in Rotterdam, en Parteon, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat in Rotterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).

Beide ontwerpplannen zijn in maart 2023 ter inzage gelegd en de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 18 juli 2022. Dat betekent dat op deze beroepsprocedures het recht, waaronder de Wro, de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) en de Wabo, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Eén van de ontwikkelingen in Zaanstad Midden is het Centrumplan Westerkoog. De gemeente wil voor de inwoners van Westerkoog het centrum van de wijk verder ontwikkelen tot een aantrekkelijkere plek. Het Centrumplan Westerkoog bestond oorspronkelijk uit drie deelplannen, maar inmiddels is deelplan 2 komen te vervallen. In deze procedure zijn het bestemminsplan deelplan 1 en bestemmingsplan deelplan 3 aan de orde.

Bestemmingsplan deelplan 1 wordt ontwikkeld door SENS Real Estate en voorziet in de bouw van 77 appartementen, een sportschool en huisvesting van het sociaal wijkteam. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Molenwerf in het noorden en het oosten, het bestaande parkeerterrein in het zuiden en de Westerkoogweg in het westen.

Bestemmingsplan deelplan 3 wordt ontwikkeld door Parteon en maakt op de gronden van het huidige buurtcentrum De Vuister een nieuw buurtcentrum met daarboven 40 appartementen mogelijk. Het plangebied wordt globaal begrensd in het westen door de Molenwerf, in het noorden door een bestaande waterpartij, in het oosten door het winkelcentrum Westerkoog en in het zuiden door een bestaand parkeerterrein.

De plangebieden grenzen aan elkaar.

3.       De omgevingsvergunning voor het bestemmingsplan deelplan 1 heeft betrekking op het (ver)bouwen van een bouwwerk voor de te realiseren woongebouwen met sportschool en de huisvesting van het sociaal wijkteam, alsmede het maken, hebben of veranderen van een uitweg (of het veranderen van het gebruik daarvan).

4.       De stichting heeft onder meer het doel de bevordering en handhaving van de verkeersveiligheid en leefbaarheid in de wijk Westerkoog in Koog aan de Zaan. Zij vreest dat de bestemmingsplannen leiden tot een verkeersonveilige situatie op de rondweg Westerkoog.

5.       Op beide bestemmingsplannen is de Chw van toepassing.

6.       De stichting voert tegen beide bestemmingsplannen dezelfde beroepsgronden aan. De Afdeling zal de beroepen tegen beide plannen daarom gezamenlijk behandelen.

De bestemmingsplannen

Verkeersveiligheid

7.       De stichting betoogt dat beide plannen leiden tot een verkeersonveilige situatie op de rondweg Westerkoog die de voorziene appartementen ontsluit. Hiertoe voert zij aan dat de cijfers over de verkeerscapaciteit van de rondweg zijn aangepast zonder dat dit wordt onderbouwd. In dat verband wijst de stichting erop dat de verkeerscapaciteit van de rondweg is teruggebracht van 15.000 voertuigbewegingen per etmaal (hierna: mvt/etmaal) naar 10.000 mvt/etmaal. Volgens de stichting is 10.000 mvt/etmaal niet reëel gezien de prognoses van het project "Busbrug De Binding", waarbij de busbrug 24 uur wordt opengesteld voor verkeer en het project "Guisweg", waarbij de kruising van de Guisweg met het spoor en de Provincialeweg wordt aangepast vanwege de daar aanwezige knelpunten.

Verder voert de stichting aan dat ook de cijfers over de verkeersintensiteit van de rondweg zijn aangepast zonder dat dit wordt onderbouwd. In dat verband wijst de stichting op onder meer de cijfers in diverse onderzoeken die zijn opgesteld voor de twee hiervoor genoemde projecten. De stichting stelt dat de raad de verschillen tussen deze cijfers moet verklaren voordat zij als uitgangspunt voor de onderbouwing van de plannen mogen worden gebruikt. Verder wijst zij erop dat de verkeersbewegingen op de rondweg voor het laatst in 2017 zijn gemeten. Anders dan wordt gesteld, is een toename van ten minste 700 mvt/etmaal als gevolg van beide plannen niet gering en zal deze toename leiden tot een onaanvaardbare verkeerssituatie, aldus de stichting.

Tot slot voert de stichting aan dat bij uitvoering van deze plannen de Westerkoogweg, die de enige reële verbindingsweg tussen de busbrug en de westelijke uitgang van de wijk is, blijvend geblokkeerd zal worden.

7.1.    De Afdeling stelt voorop dat de voorliggende plannen niet voorzien in de openstelling van de busbrug voor 24 uur noch in de aanpassing van de Guisweg. Wat de stichting daarover heeft aangevoerd kan dus niet in deze procedure aan de orde komen. Dit geldt ook voor de beroepsgrond van de stichting over de Westerkoogweg, aangezien de stichting ter zitting desgevraagd heeft toegelicht dat haar zorgen over de Westerkoogweg alleen verband houden met de openstelling van de busbrug en de aanpassing van de Guisweg.

In deze procedure is de vraag aan de orde of de verkeerssituatie op de rondweg Westerkoog als gevolg van beide bestemmingsplannen onaanvaardbaar zal verslechteren. De Afdeling zal daar hierna op ingaan.

7.2.    Volgens de plantoelichting vormen De Glazenmaker en De Wildeman samen de rondweg Westerkoog. Deze wegen hebben een belangrijke rol bij de ontsluiting van de plangebieden met de auto, de fiets en het openbaar vervoer. Al het autoverkeer van en naar het gebied van bestemmingsplan deelplan 1 zal gebruik maken van deze rondweg. Het plangebied zal via een in- en uitrit met De Glazenmaker worden verbonden. Het gebied van bestemmingsplan deelplan 3 wordt via de Molenwerf eveneens ontsloten op De Glazenmaker.

7.3.    Wat de verkeerscapaciteit betreft, overweegt de Afdeling als volgt.

De raad heeft toegelicht dat wegen als hier aan de orde volgens de CROW een capaciteit hebben van 5.000 tot 15.000 mvt/etmaal. Dit aantal volgt ook uit de in de dossierstukken aanwezige verkeersanalyse van 19 oktober 2022, opgesteld door Antea Group (hierna: verkeersanalyse). De genoemde capaciteit van 10.000 mvt/etmaal in de nota van beantwoording zienswijzen is volgens de raad de door de gemeente gewenste streefwaarde voor de rondweg Westerkoog. Deze streefwaarde houdt verband met de kwalitatieve grenzen wat betreft de verkeersbelasting en het aspect van verkeersveiligheid. Omgerekend naar aantallen per etmaal ligt de werkelijke technische afwikkelingscapaciteit (ten aanzien van de doorstroming van het autoverkeer) volgens de raad ruim boven de 10.000 mvt/etmaal. Gelet op de verkeerstechnische capaciteit die de weg kan verwerken en rekening houdend met het aanwezige profiel van de rondweg, vindt de raad een maximale intensiteit van 10.000 mvt/etmaal in de huidige toestand op de rondweg Westerkoog goed passend.

Gelet op het vorenstaande en de nadere toelichting in het verweerschrift heeft de raad voldoende onderbouwd waarom voor de rondweg Westerkoog is uitgegaan van een capaciteit van 10.000 mvt/etmaal. De Afdeling ziet in wat de stichting heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad hier niet van heeft mogen uitgaan.

Het betoog faalt in zoverre.

7.4.    Wat betreft de verkeersintensiteit overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling stelt voorop dat uit de dossierstukken volgt dat de verkeerstoename als gevolg van beide plannen gezamenlijk ongeveer 700 mvt/etmaal bedraagt. Partijen hebben dit ter zitting niet bestreden.

Anders dan de stichting veronderstelt, heeft de raad de cijfers van de diverse onderzoeken waar zij naar verwijst niet als uitgangspunt gebruikt voor het bepalen van de verkeersintensiteit op de rondweg. De raad heeft toegelicht dat de gemiddelde intensiteit op de gehele rondweg ongeveer 6.750 mvt/etmaal bedraagt. Uit de verkeersanalyse volgt ook dat De Glazenmaker, waar beide plangebieden op ontsluiten, in de huidige situatie een intensiteit van ongeveer 6.750 mvt/etmaal heeft. Dit aantal geeft volgens de raad de gemiddelde intensiteit op de gehele rondweg aan en niet per meetpunt.

Ten behoeve van dit plan heeft de raad nog verkeerstellingen uitgevoerd. Daaruit blijkt dat op De Glazenmaker de op het meetpunt gemeten intensiteit op een werkdag gemiddeld 5.749 mvt/etmaal bedraagt en op De Wildeman gemiddeld 7.095 mvt/etmaal. Ook als wordt uitgegaan van de verkeersintensiteit van De Wildeman, blijft deze dus ruim onder de streefwaarde van 10.000 mvt/etmaal. Gelet op de te verwachten verkeerstoename van beide plannen gezamenlijk van ongeveer 700 mvt/etmaal boven op de gemeten verkeersintensiteit bij een capaciteit van 10.000 mvt/etmaal, heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat de weg de toename van het aantal motorvoertuigen van beide plannen kan verwerken. De raad heeft zich onder deze omstandigheden op het standpunt mogen stellen dat de plannen niet leiden tot een onaanvaardbare onveilige verkeerssituatie op de rondweg.

Het betoog faalt.

Herhalen en inlassen zienswijzen en goede procesorde

8.       Waar de stichting voor het overige, anders dan wat parkeren betreft, verzoekt de inhoud van haar zienswijzen over de ontwerpbesluiten als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de zienswijzennota is ingegaan op die zienswijzen. De stichting heeft in haar beroepschrift of op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijzen in zoverre onjuist of onvolledig zou zijn.

Het betoog faalt in zoverre.

9.       Wat parkeren betreft heeft de stichting ter zitting aangevoerd dat de plannen zullen leiden tot parkeerproblemen en dat zij dit in haar zienswijzen ook heeft aangevoerd.

Ook na afloop van de beroepstermijn en, indien die termijn is gegeven, na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb kunnen, kunnen gelet op artikel 8:58 van de Awb, nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken, ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond worden ingediend, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Dat is het geval, indien de nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zodanig laat worden ingediend, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd.

In de zienswijzen heeft de stichting een grond over parkeren aangevoerd. De raad is in de zienswijzennota ingegaan op die grond. In de beroepschriften heeft de stichting geen redenen aangevoerd waarom die beantwoording van haar zienswijzen onjuist zou zijn.

Tot het moment van de zitting was niet duidelijk dat de grond van de stichting over parkeren door de raad onvoldoende was beantwoord en waarom dat volgens haar het geval was. Eerst ter zitting heeft de stichting dit toegelicht. De Afdeling stelt vast dat de stichting geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk was het ter zitting betoogde eerder aan te voeren. Onder deze omstandigheden heeft de raad zich niet hoeven en kunnen voorbereiden op het geven van een reactie op de eerst ter zitting gegeven nadere toelichting. De Afdeling ziet hierin aanleiding de toelichting van de stichting ter zitting wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten.

De omgevingsvergunning

10.     De stichting heeft geen specifieke gronden aangevoerd over de verleende omgevingsvergunning voor het bestemmingsplan deelplan 1. Gelet hierop en omdat het bestemmingsplan deelplan 1 in stand blijft, blijft ook de omgevingsvergunning in stand.

Conclusie

11.     De beroepen zijn ongegrond.

12.     De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. van Helvoort, griffier.

w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Helvoort
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024

877